Montage- en bedieningshandleiding
Identificatieletter
Kabeldoorsnede [mm²]
voor kabellengtes tot...
20 m
E
1,5
F
1,5
G
2,5
Tabel 6
Kabel monteren
GEVAAR!
Risico op ernstige ongelukken door een ondeskundige
bevestiging of schade aan de kabel!
Dodelijk of ernstig letsel mogelijk.
–
De kabel moet vrij hangen.
–
De kabel mag niet over een rand worden geleid.
Risico op steek- en snijwonden!
Door draadbreuken in de draadkabel kunnen draden
uitsteken! Uitstekende draden kunnen door
veiligheidshandschoenen snijden of steken!
–
Geschikte zware leren handschoenen dragen bij
werkzaamheden aan de draadkabel.
–
Draadkabel niet door de handen laten glijden.
Gevaar voor kneuzingen en naar binnen trekken!
Bij het invoeren van de kabel bestaat er gevaar dat vingers of
de hele hand met de kabel naar binnen worden getrokken of
tussen kabelrollen en kabelgeleidingen bekneld raken!
–
Terwijl de lier in gebruik is, de kabel niet aanraken. Niet
aan de in- of uitloop van de lier grijpen.
–
Geschikte veilige afstand tot de kabel aanhouden.
–
Let erop dat er geen lussen in de kabel komen.
OPGELET!
Verkeerde montage!
Schade aan de lier mogelijk!
–
De lastloze zijde van de lier met maximaal 100 kg
belasten (bijv. door de voorspanning van de kabel).
Aanwijzing:
Wanneer het bevestigingspunt voor de kabel zich boven de lier
bevindt, moet de kabel worden bevestigd voordat deze in de lier
wordt ingevoerd.
Draagkabel
–
De kabel zodanig afrollen zodat er geen kabellussen
ontstaan.
–
Kabelpunt zo ver mogelijk in de lier invoeren. (X-type serie:
let op de pijlrichting op de behuizing.)
NL-14
–
–
50 m
100 m
200 m
–
2,5
4
6
–
4
10
16
6
10
16
–
Monteer de aanslagschijf voor de bovenste
verplaatsingstrajectbegrenzing
Als bovenste begrenzing voor het verplaatsingstraject moet aan
aanslagschijf voor de noodeindschakelaar en de optionele
bedrijfseindschakelaar gemonteerd worden.
Zie Afb. 9.
De afstand tussen eindschakelaar en kabelbevestiging of uitste-
kende onderdelen moet zo gekozen worden dat de machine
betrouwbaar en op tijd uitschakelt. Wij adviseren een minimale
afstand (maat a) van ca. 0,5 tot 1,5 m.
–
Na de montage
–
9.4
Bedrijfsklare toestand vaststellen
–
–
–
–
–
De lier in trekrichting inschakelen.
De kabel naschuiven tot het zelfstandig invoert en aan de
tegenoverliggende opening weer naar buiten komt.
Zorg voor een vrije kabeluitloop zodat het losse einde kan
terugdraaien.
Voer het losse kabeleinde desgewenst over een kabelrol of
een andere geschikte kabelgeleiding zodat het niet over
randen loopt en beschadigd wordt, zie Afb. 8.
Losse kabeleinde vakkundig neerleggen zodat er geen
knopen of lussen worden gevormd.
Pos.
Aanduiding
1
Kabelbevestiging
2
Aanslagschijf
3
Eindschakelaar (afbeelding soortgelijk)
4
Draagkabel
Bevestig de aanslagschijf (2) onder de kabelbevestiging (1)
op de draagkabel (4).
Bedrijfsklare toestand controleren en werkingstest
verrichten, zie '9.4 Inbedrijfstelling, Werkingstest' op
pagina 15.
Inbedrijfstelling
Aanslagpunt van de kabel controleren.
Bevestiging van de lier, omkeerrollen en last controleren.
Controleren of de kabel loodrecht de lier binnenloopt.
Controleer de stop op de motor (zie Afb. 14, positie 3) op
correcte bevestiging.
Resultaat van de controles schriftelijk in het logboek
vastleggen.
G919.6 - 07/2012