Kijk eerst de correcte montage van de servohendels na aan de tuimelschijven-servo's. Als de stuurknuppel voor de pitchsturing zich in de middenpositie bevindt, moeten
de servohendels in een hoek van 90° tot de stuurstangen staan.
De pitchwaarde van de hoofdrotorbladen moet dan 5°–6° bedragen. Voor de meting van de pitchwaarde moet u zeker een geschikte pitch-instellingsleer gebuiken.
Voor de verschillende vliegsituaties zijn volgende combinaties als ideale uitgangsbasis van uw persoonlijke waarden gebleken.
Zweefvlucht/normale vlucht
Punt
Knuppelpositie % (stick)
1
0
2
25
3
50
4
75
5
100
Eenvoudige kunstvlucht
Punt
Knuppelpositie % (stick)
1
0
2
25
3
50
4
75
5
100
Extreme kunstvlucht (3 D)
Punt
Knuppelpositie % (stick)
1
0
2
25
3
50
4
75
5
100
d) Nazicht en instelling van het spoor van de rotorbladen
Nadat u de noodzakelijke instellingen hebt uitgevoerd aan de zender en de mechaniek, kunt u nu het spoor van de bladen controleren.
De controle van het spoor van de bladen gebeurt het best tijdens de vlucht. Markeer hiervoor een rotorblad aan het uiteinde van het blad met een donkere of lichtgevende
kleefstrip. Tijdens de zweefvlucht op kophoogte kunt u zien, welk rotorblad moet worden gecorrigeerd. Stel aan beide stuurstangen A en B een exact spoor van het hul-