5.3
Aansluiting van aanvullende beveiligingen. hoge druk, lage druk en thermische motorbeveiliging
Het is mogelijk, maar niet noodzakelijk, om de alarmingangen op de E.Box te gebruiken om de pompen te laten stoppen bij te hoge druk, te lage
druk of een te hoge temperatuur van de motoren. In het geval van een alarm stoppen de pompen, knipperende de alarmleds, worden de
overeenkomende alarmuitgangen geactiveerd. Als er een display is, wordt het type alarm aangeduid. Als de alarmconditie is opgeheven, hervat
de E.Box zijn normale werking.
Alarm te hoge druk in het systeem: de drukschakelaar moet aan de perszijde van de groep worden geïnstalleerd. Het rustcontact
•
van de drukschakelaar moet worden verbonden met de klem R van de E.Box. De drukschakelaar moet worden afgesteld op de hoogste
druk die de installatie kan bereiken. Als het contact niet wordt gebruikt, moet het worden overbrugd.
Te lage druk in de installatie: de drukschakelaar kan zowel op de inlaatzijde als op de perszijde worden gemonteerd, afhankelijk van
•
het type installatie. De drukschakelaar moet worden verbonden met het contact N van de E.Box, en moet worden afgesteld op de
laagste druk die de installatie nodig heeft om goed te functioneren. Het contact moet opengaan als de druk onder de minimumwaarde
daalt. Dit contact kan zowel worden gebruikt om blokkeringen door gebrek aan water te voorkomen, alsook om defecte leidingen te
ontdekken. Met dit alarm kan ook een niveauvoeler of vlotter worden verbonden om de toestand van een tank of put te controleren. Als
het contact niet wordt gebruikt, moet het worden overbrugd.
Thermische beveiliging motoren: het apparaat heeft een ingang voor de thermische beveiliging van elke motor. Als de gebruikte
•
motor een thermische beveiliging heeft, kan deze worden verbonden met de klemmen KK die zijn weergegeven op Afbeelding 9. Als de
beveiliging niet in de motor aanwezig is, moeten de klemmen worden overbrugd.
Als de alarmen niet worden gebruikt, moeten de overeenkomende ingangen worden overbrugd. Op de ingangen van de contacten N, R, KK1 en
KK2 moeten dan bruggen worden geplaatst. De E.Box-panelen worden geleverd met deze bruggen.
5.4
Aansluiting alarmuitgangen
Optredende alarmen worden op drie manieren door de E.Box gesignaleerd:
Via de leds op het frontpaneel, die een bepaald aantal keer knipperen afhankelijk van de fout.
−
Via de uitgangen Q1, Q2, Q3 die kortsluiten zoals gespecificeerd in Tabel 11. De bedrijfslogica van de alarmen is als volgt:
−
Q1 sluit na storingen van pomp 1, Q2 na storingen van pomp 2 en Q3 wegens algemene fouten.
Door indicaties op het display (indien aanwezig). In dit geval is het ook mogelijk de alarmenhistorie te bekijken.
−
Als de voeding van het paneel is uitgeschakeld, zijn Q1, Q2 en Q3 dicht en signaleren ze dus een alarm.
NEDERLANDS
Afbeelding 8: Ingangen en uitgangen
Afbeelding 9: Ingangen thermische beveiliging KK
248