nederlands
6. Installatie
Volg onderstaande beschrijving, om schade aan de pomp
tijdens het installeren te voorkomen.
Stap
1
2
4 x ø
L
B
1
1
L
B
2
2
3
4
5
6
Actie
De richting waarin het
medium door de pomp
stroomt, is met pijlen
op het voetstuk van
de pomp aangegeven.
Pagina 48 toont:
– de lengtes van poort
tot poort,
– de afmetingen van het
voetstuk,
– de leidingaansluitingen en
– de diameter en positie
van de gaten voor
de funderingsbouten
De pomp kan zowel verticaal
als horizontaal worden
geïnstalleerd. De ruimte moet
goed geventileerd zijn ten
behoeve van de motorkoeling.
De motor mag evenwel nooit
beneden het horizontale vlak
worden geplaatst.
Resonantie en trillingen
die door de pomp worden
veroorzaakt, kunnen worden
teruggebracht door in de
pers- en zuigleiding van
de pomp expansiestukken
en tussen het voetstuk en
de pomp trillingsdempers
aan te brengen. Bij reiniging,
reparatie of vervanging van de
pomp dienen aan weerszijden
van de pomp afsluiters te
worden gemonteerd om te
voorkomen dat de pomp
wordt afgetapt.
De pomp dient te allen
tijde door middel van een
terugslagklep (voetklep)
tegen terugstroming te
worden beveiligd.
Installeer de leidingen zodanig
dat luchtbellen worden
vermeden, vooral aan
de zuigzijde van de pomp.
Bij installaties, waarin
– de afvoerleiding schuin
afloopt vanaf de pomp,
– er een sifon-effect zou
kunnen ontstaan en
– bij installaties, die tegen
terugstroming van
verontreinigde media
moeten worden beveiligd,
dient er dicht bij de pomp
een vacuumstop te worden
gemonteerd.
7. Elektrische aansluitingen
Vergewis u ervan dat de voedingsspanning
is uitgeschakeld alvorens het deksel van
de klemmenkast te verwijderen en de
pomp te verwijderen/te demonteeren.
De pomp dient te zijn aangesloten op een
externe netschakelaar met een contact-
opening van ten minste 3 mm in alle polen.
Aansluitschema
Normmotoren voor HP/HPC (zonder klixon)
Net
Elke pomp dient door een gekwalificeerde elektricien
volgens de in Nederland/België geldende regels te
worden aangesloten (EVU/VDE/NIN). De pomp moet op
een externe schakelaar worden aangesloten.
De bedrijfsspanning en frequentie staan vermeld op het
typeplaatje. Controleer of de motor geschikt is voor de te
gebruiken voeding.
Drie-fasen motoren dienen op een motorbeveiliging te
worden aangesloten.
De klemmenkast/motor kunnen elk 90° worden gedraaid:
1. Verwijder indien nodig de koppelingsbeschermers.
Verwijder de koppeling niet.
2. Verwijder de bouten waarmee de motor
aan de pomp is bevestigd.
3. Plaats de motor in de vereiste positie.
4. Monteer de bouten en draai deze vast.
5. Breng de koppelingsbeschermers weer aan.
6. Het deksel van de klemmenkast moet na het elektrisch
aansluiten en voor het in bedrijf nemen op de juiste
manier gemonteerd worden.
De elektrische aansluiting dient te worden uitgevoerd
overeenkomstig het bedradingsschema aan de binnen-
zijde van het deksel van de klemmenkast.
Start de pomp niet zolang deze nog niet
Pas op
met vloeistof is gevuld.
7.1 Gebruik van een frequentie-omvormer
Alle draaistroommotoren kunnen aan een frequentie-
omvormer aangesloten worden.
Let op Al naar gelang het type frequentie-
Pas op
omvormer kan meer motorgeluid optreden.
Bovendien kan de motor bij het gebruik van
een externe frequentieomvormer aan
schadelijke spanningspieken blootgesteld
worden.
Daaruit resulterende storingen, d.w.z. zowel geruis
als schadelijke spanningspieken, laten zich door het in-
bouwen van een LC filter tussen de frequentieomvormer
en de motor minimaliseren.
Er mag alleen afgeschermde kabel gebruikt worden;
indien mogelijk moet de klixon aan de omvormer
aangesloten worden.
De minimale, toelaatbare frequentie bedraagt 25%.
Om lagerschade door lekstroom te vermijden, moeten
motoren vanaf 45 kW uitgerust worden met geïsoleerde
lagers.
Voor verdere informatie de fabrikant van de frequentie-
omvormer raadplegen.
schakeling
schakeling
41