nederlands
5.4 Minimale inlaatdruk
Afb. 5
Hf
H
NPSH
Pb
Hv
De maximale zuighoogte «H» in meters vloeistofkolom
wordt als volgt berekend:
× 10,2 – NPSH - H
H = p
– H
b
f
p
=
Barometrische druk in bar.
b
(Barometrische druk kan op 1 bar
worden gesteld).
In gesloten systemen geeft p
de systeemdruk in bar aan.
NPSH =
Net Positive Suction Head in meter
vloeistofkolom (is af te lezen van de NPSH-
curve op p. 49bij de grootste capaciteit van
de pomp).
H
=
Weerstandsverlies in zuigleiding in meter
f
vloeistofkolom.
pv
=
Dampspanning in meter vloeistofkolom
(zie afb. C op p. 47.)
t
= vloeistoftemperatuur.
m
H s
=
Veiligheidsmarge
= 0,5 ... 1,0 meter vloeistofkolom.
Indien de berekende H positief is, kan de pomp
werken bij een zuighoogte van maximaal «H» meter
vloeistofkolom.
Indien de berekende H negatief is, is een inlaatdruk van
minimaal «H» meter vloeistofkolom vereist.
De berekende voordruk moet tijdens bedrijf steeds op de
zuigaansluiting van de pomp aanwezig zijn.
Voorbeeld:
p
= 1 bar
b
Pomptype:
= HP 15 - .., 50 Hz
Capaciteit:
= 15 m
3
/h
NPSH:
= 1,1 meter vloeistofkolom
(van afb. C op p. 47)
H
= 1 m gekozen
s
H
= 3,0 meter vloeistofkolom
f
Vloeistof-
temperatuur: = +90 °C
p
= 7,2 meter vloeistofkolom.
v
(van afb. C op p. 47)
× 10,2 – NPSH – H
H = p
– p
b
f
H = 1 × 10,2 – 1,1 – 3,0 – 7,2 – 0,5
= 1,6 meter vloeistofkolom.
Dit betekent dat terwijl de pomp in bedrijf is een
inlaatdruk van 1,6 meter vloeistofkolom vereist is.
40
– H
v
s
b
– H
(m vloeistofkolom).
v
s
5.5 Maximale inlaatdruk
Op afb. A (p. 46) ziet u de maximaal toelaatbare inlaat-
druk. De werkelijke inlaatdruk + de druk terwijl de pomp
tegen een gesloten afsluiter draait, dient altijd lager te
zijn dan de «maximaal toelaatbare werkdruk»
De pompen worden afgeperst op anderhalf maal de
druk, zoals is aangegeven in fig. A, pagina 46.
.
5.6 Minimum flow
Vanwege het risico van oververhitting, moet de pomp
niet op een flow lager dan de minimum flow worden
toegepast.
De onderstaande curve geeft de minimum flow als een
percentage van de nominale flow in relatie tot de
mediumtemperatuur weer.
Afb. 6
Qmin
[%]
30
20
10
0
40
60
80 100 120 140 160 180
De pomp mag niet tegen gesloten
Pas op
persafsluiter draaien.
Speciale uitvoering
(Luchtgekoelde afdichtinskamer)
5.7 Elektrische specificaties
Zie het typeplaatje van de motor
5.8 Aantal malen starten en stoppen
Motorvermogen
≤ 3 kW
4 tot 30 kW
37 tot 55 kW
75 kW
5.9 Afmetingen en massa's
Afmetingen:
Zie afb. D, pagina 48
Massa's:
Zie label op de verpakking
5.10 Geluidsniveau
Zie afb. B, pagina 47
t [°C]
Max. aantal starts/uur
200
100
75
50