10.8
Instelling van de regelingsmodus
H
H
max
H
1
s
s
H
2
s
H
min
H
H
H
max
H
1
s
H
2
s
H
min
Fig. 32: Regeling Δp-c/Δp-v
H
H
n
max
n
min
Fig. 33: Regelbedrijf
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Stratos GIGA, Wilo-Stratos GIGA-D, Wilo-Stratos GIGA B • Ed.01/2024-02
•
Bedrijf tegen een gesloten afsluiter kan tot oververhitting in de centrifugale kamer of tot
beschadiging van de asafdichting leiden.
•
Een continue toestroom naar de pomp met een voldoende grote NPSH-waarde waar-
borgen.
•
Vermijden dat de motor door een te zwakke tegendruk overbelast raakt.
•
Om een sterke temperatuurstijging in de motor en overmatige belasting van de pomp,
de koppeling, de motor, de afdichtingen en de lagers te vermijden, mogen er niet meer
dan 10 inschakelingen per uur plaatsvinden.
Dubbelpompbedrijf
Om de bedrijfsgereedheid van de reservepomp te garanderen, moet de reservepomp om de
24 uur, minimaal eenmaal per week, in bedrijf worden genomen. Zie ook hoofdstuk "Gedrag
bij dubbelpompbedrijf" en hoofdstuk "Pomp-kick".
Regeling Δp-c/Δp-v
Instelling
Bedrijfspunt op max-karak-
teristiek
Bedrijfspunt in het regelbe-
reik
Q
Instelbereik
Tab. 16: Regeling Δp-c/Δp-v
Q
Q
Regelbedrijf
De bedrijfssituatie "Regelbedrijf" deactiveert alle overige regelingsmodi. Het toerental van de
pomp wordt op een constante waarde gehouden en via de draaiknop ingesteld. Het toe-
rentalbereik is afhankelijk van de motor en het pomptype.
PID-Control
De gebruikte PID-regelaar is een standaard PID-regelaar zoals in de literatuur over regelings-
techniek wordt beschreven.
De PID-regelaar stelt het verschil tussen de gemeten actuele waarde en de gewenste waarde
vast (regelafwijking). De regelaar probeert de actuele waarde aan te passen aan de gewenste
n
= const
max
waarde door via een uitgangssignaal het toerental van de pomp te veranderen.
Q
Met de passende sensoren zijn verschillende regelingen mogelijk (bijv. regeling van druk, ver-
Q
schildruk, temperatuur of doorstroming). Bij de keuze voor een sensor moeten de elektrische
waarden in de tabel "Toewijzing van de klemmen" in acht worden genomen.
Het regelgedrag kan door de wijziging van de parameters P, I en D worden geoptimaliseerd.
Het proportionele aandeel (P-aandeel) van de regelaar versterkt het uitgangssignaal van de
regelaar rechtstreeks en lineair. Het teken vóór het P-aandeel bepaalt de werking van de re-
gelaar.
Het integrale aandeel (I-aandeel) van de regelaar wordt via de regelafwijking geïntegreerd.
Een constante afwijking resulteert in een lineaire versterking van het uitgangssignaal totdat
de gewenste waarde wordt bereikt. De I-regelaar is een nauwkeurige, maar langzame rege-
laar en zorgt niet voor een blijvende regelafwijking.
Het differentiële aandeel (D-aandeel) van de regelaar reageert niet op de regelafwijking,
maar alleen op de veranderingssnelheid daarvan. Hierdoor wordt de reactiesnelheid van de
Δp-c
Van het bedrijfspunt uit een
lijn naar links tekenen. Set-
point H
aflezen en pomp op
S
deze waarde instellen.
Van het bedrijfspunt uit een
lijn naar links tekenen. Set-
point H
aflezen en pomp op
S
deze waarde instellen.
H
, H
zie karakteristieken
min
max
(bijv. in het specificatieblad)
LET OP
Als alternatief kan het regelbedrijf of de PID-bedrijfssituatie worden inge-
steld.
nl
Δp-v
Van het bedrijfspunt uit een
lijn naar links tekenen. Set-
point H
aflezen en pomp op
S
deze waarde instellen.
Op de regelkarakteristiek tot
aan de max-karakteristiek en
vervolgens horizontaal naar
links gaan, gewenste waarde
H
aflezen en de pomp op
S
deze waarde instellen.
H
, H
zie karakteristieken
min
max
(bijv. in het specificatieblad)
295