Maatregelen bij storingen
Probleem
Stof wordt niet gelijk-
・ Naaivoetdruk te laag.
matig getransporteerd
Draad breekt
・ Draadspanning te hoog voor het gekozen
・ Machine verkeerd ingeregen.
・ Naalden verkeerd ingezet.
Naalden breken
・ Naalden zijn krom, bot of de punten zijn
・ Naalden verkeerd ingezet.
・ Tijdens het naaien werd aan de stof getrok-
Steken overslaan
・ Naalden zijn krom of bot.
・ Verkeerde naalden gebruikt.
・ Naaivoetdruk te laag.
Onregelmatige steken ・ Draad ligt niet goed tussen de spannings-
・ Draad is ergens blijven hangen.
Tijdens het naaien ont-
・ Tijdens het naaien werd aan de stof getrok-
staan golven in de stof
・ Naaivoetdruk te hoog.
・ Differentieel-transport verkeerd ingesteld.
Naad rimpelt
・ Naalddraadspanning te hoog.
・ Differentieel-transport verkeerd ingesteld.
Stofkant rolt op
・ Draadspanning te hoog.
Oorzaak
garen.
beschadigd.
ken.
schijven.
ken.
Oplossing
・ Naaivoetdruk aanpassen.
・ Draadspanning verminderen.
・ Inrijgverloop controleren.
・ Naalden met de platte kant naar achteren
tot ze niet verder kunnen in de naaldhouder
zetten.
・ Naalden van het systeem 130/705H.
・ Naalden vervangen.
・ Naalden opnieuw in de naaldhouder zetten,
met de platte kant naar achteren tot ze niet
verder kunnen.
・ Stof losjes met beide handen geleiden.
・ Naalden vervangen.
・ Naalden van het systeem 130/705H.
・ Naaivoetdruk verhogen.
・ Draad goed tussen de spanningsschijven
leggen.
・ Inrijgverloop controleren.
・ Stof losjes geleiden.
・ Naaivoetdruk verminderen.
・ Differentieel-transport tussen N-2 instellen.
・ Naalddraadspanning verminderen.
・ Differentieel-transport tussen 0,7-N instellen.
・ Draadspanning verminderen.
Blz.
15
32
22-28
14
14
14
14
-
14
14
15
21
22-28
-
15
16, 17
32
16, 17
32
44