BELANGRIJK Dien de olie in voor
verwerking volgens de plaatselijke normen.
7.4
ANTISCALP WIELTJES
Dankzij de verschillende montageposities
van de wieltjes kan een veiligheidsruimte
"H" gehandhaafd worden tussen de rand
van de snijgroep en het terrein (afb. 23.A).
Regel de positie van de antiscalp wielen
naar gelang de oneffenheid van de grond.
Deze werkzaamheid moet steeds
op beide wieltjes uitgevoerd worden, die
op dezelfde hoogte geplaatst moeten
worden, BIJ UITGESCHAKELDE
MOTOR EN SNIJ-INRICHTINGEN.
Om de positie te veranderen:
1. Koppel de aanslagplaat (afb. 23.B) los
met behulp van een schroevendraaier,
en verwijder de pen (afb. 23.C)
met de veer (afb. 23.D).
2. Plaats het wieltje (afb. 23.A)
opnieuw in de gewenste stand
3. Hermonteer de pen (afb. 23.C), de veer
(afb. 23.D) en de aanslagplaat (afb. 23.B)
in de aangeduide volgorde, en zorg er voor
dat de kop van de pen (afb. 23.C) naar de
binnenzijde van de machine is gericht
7.5 ACCU
Het is fundamenteel om de accu zorgvuldig te
onderhouden voor een duurzaam bestaan.
De accu van uw machine dient
steeds te worden opgeladen:
• bij het eerste gebruik na de
aankoop van de machine;
• alvorens elke langdurige periode van
inactiviteit (meer dan 30 dagen) (par. 9);
• vóór de machine na een lange periode van
stilstand opnieuw in gebruik te nemen.
Lees met aandacht de oplaadprocedures die
in de handleiding van de accu staan en volg
ze op. Als deze procedures niet in acht worden
genomen of als de accu niet wordt opgeladen,
kan er zich onherstelbare schade voordoen
aan de elementen van de accu. Een lege accu
moet zo snel mogelijk opgeladen te worden.
BELANGRIJK Het opladen dient uitgevoerd
te worden met gelijkspanning apparatuur.
Andere oplaadsystemen kunnen de accu op
een onherstelbare manier beschadigen.
• De machine is uitgerust met een connector
(afb. 33.A) voor het opladen, die aangesloten
moet worden op de overeenstemmende
connector van de speciale acculader van
behoud in dotatie (indien voorzien) of
beschikbaar op aanvraag (par. 15.2).
BELANGRIJK Deze connector mag
uitsluitend gebruikt worden voor de aansluiting
op de acculader van behoud die voorzien
is door de Fabrikant. Voor zijn gebruik:
– de aanwijzingen volgen die aangegeven zijn
in de desbetreffende gebruiksinstructies;
– de aanwijzingen volgen die aangegeven
zijn in het instructieboekje van de accu;
7.6
REINIGING
Reinig de machine na ieder gebruik
volgens de volgende aanwijzingen.
7.6.1 Reiniging van de machine
• Reinig de buitenkant van de machine door met
een vochtige spons en schoonmaakmiddel
over de delen in kunststof van de machine te
gaan. Let er op dat de motor, de elektrische
onderdelen en de elektronische kaart
onder het dashboard niet nat worden.
• Om brandgevaar zoveel mogelijk te beperken
dienen de motor, de geluiddemper van
de uitlaat en de accubak vrij gehouden te
worden van gras, bladeren of teveel vet.
BELANGRIJK Gebruik in geen geval
hogedrukreinigers of bijtende middelen voor
het reinigen van de carrosserie en de motor!
7.6.2 Reiniging van het uitwerpkanaal
(enkel voor modellen met
opvang achteraan)
Als de uitwerpkanaal verstopt
is, als volgt te werk gaan:
1. de opvangzak of de achterste
aflaatbeveiliging verwijderen ;
2. het opgehoopte gras bij de uitmonding
van het uitwerpkanaal verwijderen .
7.6.3 Reiniging van de zak (enkel voor
modellen met opvang achteraan)
1. De opvangzak ledigen
2. De zak schudden om hem schoon te
maken van grasresten en aarde.
3. De zak opnieuw monteren en de
binnenkant van de snijgroep reinigen (par.
7.6.4-a); vervolgens moet men de zak
verwijderen, ledigen, spoelen en zodanig
ophangen dat hij snel kan drogen.
NL - 22