BELANGRIJK Vermijd benzine op de
plastic gedeelten te gieten zodanig dat
ze niet beschadigd worden; bij toevallige
lekken onmiddellijk spoelen met water.
De garantie dekt geen schade aan de
plastic onderdelen van de carrosserie of
de motor, veroorzaakt door benzine.
7.2.2 Lediging reservoir
OPMERKING Benzine is onderhevig aan
bederf en mag niet langer dan 30 dagen in het
reservoir blijven. Alvorens de machine gedurende
een lange periode te stallen (hfdstk. 9), dient
men het reservoir van de brandstof te ledigen.
Laat de motor afkoelen alvorens het
reservoir van de brandstof te ledigen.
1. Plaats de machine op een vlakke
oppervlakte, in de open lucht.
2. Plaats een opvanghouder ter
hoogte van de pijp (afb. 31.A).
3. Ontkoppel de buis (afb. 31.A) op de ingang
van de filter van de benzine (afb. 31.B).
4. Open de brandstofkraan (indien voorzien).
5. Vang de brandstof op in een
geschikte houder.
6. Verbind de slang (afb. 31.A) weer en
let er hierbij op de slangklem (afb.
31.C) goed aan te brengen.
7. Sluit de brandstofkraan (indien voorzien).
Controleer, voordat er opnieuw
met de machine gewerkt wordt, of er
uit de slang, de benzinekraan en de
carburateur geen benzine lekt.
7.3 CONTROLE, BIJVULLEN,
AFLATEN MOTOROLIE
BELANGRIJK Volg alle
voorschriften aangeduid in de
gebruikershandleiding van de motor.
Het type van olie dat moet gebruikt
worden, is aangeduid in de
gebruikershandleiding van de motor.
7.3.1 Controle / bijvullen
Controleer het oliepeil
vòòr ieder gebruik.
Procedure:
• Stel de machine op een vlakke
ondergrond voor de controle.
• Controleer het oliepeil van de motor:
volgens de precieze werkwijzen
aangegeven in de handleiding van de
motor, moet dit tussen de kentekens MIN
en MAX van het staafje zijn (Afb. 32).
Vul niet teveel olie bij, dit zou kunnen
leiden tot oververhitting van de motor.
Indien het peil over het niveau "MAX"
komt, moet men het juiste peil herstellen.
7.3.2 Aflaat
Om de correcte werking en de duurzaamheid
van de machine te garanderen, moet de
motorolie regelmatig ververst worden aan
de intervallen die zijn aangeduid in de
gebruikershandleiding van de motor zelf.
De motorolie kan zeer heet zijn indien
ze onmiddellijk na het uitschakelen van
de motor verwijderd wordt. Laat daarom
de motor enkele minuten afkoelen
alvorens de olie te verwijderen.
Vervang de motorolie volgens de frequenties
aangegeven in de handleiding van de motor.
Ga als volgt te werk:
• Type "I"
1. Plaats de machine op een
vlakke oppervlakte.
2. Plaats een opvanghouder ter hoogte
van de verlengpijp (afb. 33.A).
3. Houd de verlengpijp goed vast (afb. 33.A)
en draai de aflaatdop open (afb. 33.B).
4. Vang de olie op in de houder.
5. Hermonteer de aflaatdop (afb. 33 B)
en let erop dat de interne dichting
goed geplaatst is (afb. 33.C).
6. Klem de dop goed aan, terwijl u de
verlengpijp stevig vast houdt (afb. 33.A).
7. Reinig eventuele olielekken.
• Type "II"
1. Plaats de machine op een
vlakke oppervlakte.
2. Plaats een opvanghouder ter hoogte
van de verlengpijp (afb. 33.A).
3. Koppel de verlengpijp (afb. 33.D) los
van de houder (afb. 33.E) en gebruik
een klem om de klemring (afb. 33.F)
iets te lossen zodat de afvoerdop
kan verwijderd worden (afb. 33.G).
4. Buig de verlengpijp, en laat de olie
uitstromen in een geschikte bak
5. Hermonteer de dop (afb. 33.G) en
koppel de verlengpijp (afb. 33.D)
opnieuw op de houder (afb. 33.E)
voordat olie wordt toegevoegd.
6. Reinig eventuele olielekken.
NL - 21