8.4
Klemmen
SSM
Fig. 26: Stuurklemmen
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-CronoLine-IL-E, Wilo-CronoTwin-DL-E, Wilo-CronoBloc-BL-E • Ed.01/2024-02
•
Bij een motorvermogen < 5,5 kW: in de elektronicamodule op de aardrails
•
Bij motorvermogen 5,5 kW en 7,5 kW: op de kabeldoorvoering
•
Bij een motorvermogen ≥ 11 kW: op de kabelklemmen boven de klemmenstrook
Om te zorgen voor een goede druipwaterbescherming en trekontlasting van de kabelaan-
sluitingen alleen kabels met een geschikte buitendiameter toepassen (voor de aan te hou-
den doorsnede zie tabel "Kabeldoorsneden").
Kabeldoorvoeringen stevig vastschroeven.
Zorg ervoor dat geen druipwater in de elektronicamodule kan lopen:
•
Kabels in de buurt van de kabelschroefverbinding tot een afvoerlus buigen
•
Niet gebruikte kabeldoorvoeringen met de beschikbare afdichtingsringen afsluiten en
vastschroeven.
Breng de netaansluitleiding zo aan dat er in geen geval contact gemaakt wordt met de
buisleiding en/of het pomp- en motorhuis. Bij toepassing van de pompen met vloeistof-
temperaturen boven 90 °C moet een voldoende warmtebestendige netaansluitleiding wor-
den gebruikt.
Extra aarding in acht nemen!
Aandraaimomenten voor wartelmoeren van de kabelschroefverbindingen
Schroefdraad
M12x1,5
M16x1,5
M20x1,5
M25x1,5
M40x1,5
Tab. 11: Aandraaimomenten voor kabelschroefverbindingen
Stuurklemmen
Zie ook de volgende tabel "Klembezetting".
Vermogensklemmen (netaansluitklemmen)
1,5 – 4 kW:
Fig. 27: Vermogensklemmen
SBM
Zie ook de volgende tabel "Klembezetting".
Bijkomende aarding
Aandraaimoment
[Nm] ± 10 %
3,0
6,0
8,0
11,0
16,0
5,5 – 7,5 kW:
GEVAAR
Levensgevaar door elektrische stroom!
Omdat motoren vanaf 11 kW een verhoogde lekstroom veroorzaken, be-
staat er bij een ondeskundige elektrische aansluiting levensgevaar door
elektrische schok!
• Sluit motoren vanaf 11 kW ook aan op een verstevigde aarding.
nl
Montageaanwijzingen
1 x kabelschroefverbinding
M12 gereserveerd voor aan-
sluitleiding van een optione-
le verschildruksensor
11 – 22 kW:
281