Publicité
Wichtig!
Um ein gutes Nähergebnis zu erreichen,
ist folgendes zu beachten:
1. Eine einwandfreie
Nadel
2. Richtige Oberfaden- bzw.
Unter-
fadenspannung.
Die Unterfadenspannung
ist vom Her-
steller richtig eingestellt.
Ist nach Prüfung der Unterfadenspan-
nung (s. Seite 8) eine Korrektur erfor-
derlich, darf die Einstellschraube nur
minimal gedreht werden.
Oberfadenspannung überprüfen:
Die normale
Einstellung liegt im Bereich
von 3 bis 5. Je höher die Zahl, desto
fester die Spannung. Überprüft wird mit
einem breiten Zickzackstich.
Eine kurze
Naht nähen. Die Fadenverknotung
soll in
der Mitte der beiden Stofflagen liegen.
Der Bereich 3 ist zum Knopflochnähen.
Anlasser niedertreten: Je tiefer man
drückt, um so schneller näht die Pfaff.
Operating the foot control: The more
you press down the pedal, the faster
ihe machine runs.
Abaisser la pédale du rhéostat: Pius la
pédale sera abaissée, plus la Pfaff
coudra vite.
Voetpedaal intrappen. De voetdruk op
het pedaal regelt de snelheid van de
machine.
Oberfadenspannung
14
P = Einstellmarkierung.
Needle thread tension
14
P =
Setting mark.
Tension du fii d'aiguille 14
P =
repère de réglage.
Bovendraadspanning
14
P = Instelmarkering.
Important!
The following is essential for obtaining
good sewing results:
1. The needle must be in order.
2. The needle- and bobbin thread ten-
sions must be correct,
The bobbin thread tension has been
correctly set at the factory. If after
`
checking the bobbin thread tension (see
p. 8) a correction is necessary, the
__adjusting screw must only be turned
minimally.
Checking the needle thread tension:
Normal
setting is between
3 and 5. The
higher the number, the tighter the ten-
sion. To check the tension, set a wide
zigzag stitch.
Sew a short seam.
The threads must
interlock in the middle of the fabric.
Setting 3 is for sewing buttonholes,
important:
1. Utiliser une aiguille impeccable et
2. Des tensions de fils bien réglées.
La tension inférieure est correctement
réglée a l'usine.
Si, après contrôle, la tension inférieure
{voir pag. 8} doit être rajustée, ne tour-
ner que très peu la vis de réglage.
) Q
Ara
Belangrijk:
Om een goed stiksel te verkrijgen, moet
u op het volgende letten:
1. Een onbeschadigde naald gebruiken.
2. De spanning van boven- en onder-
draad moeten goed zijn ingesteld.
De spanning van de onderdraad
is
geregeld.
het instelschroefje op de spoelhuls. Dit
bldz. 8).
Bovenspanning
kontroleren
De gebruikelijke draadspanning ligt in de
zone tussen 3 en 5. Hoe hoger het
cijfer hoe zwaarder de spanning.
brede zigzagsteek.
Een kort stukje proefnaaien, Verknoping
de stof plaatshebben.
Bij het knoopsgat staat de spanning
op + 3.
Stoffdriickerhebel
15 hochstellen.
Stoff
nach hinten herausnehmen.
Raise presser bar lifter 15. Remove the
fabric by pulling it toward the back.
Stofdrukker 15 omhoog duwen. Stof
onder de voet wegtrekken.
Fadenabschneider
26. Fäden einlegen
und nach unten ziehen.
Thread cutter 26. Draw the threads into
the slot and pull them downwards.
Coupe-fil 26. Coucher les fils dans la
fente et jes tirer vers le bas.
Draadafsnijder 26. Het garen in pijlrich-
ting door de afsnijder trekken.
Publicité
