dicht tegen uw lichaam. Uw benen moeten gestrekt zijn na de
sprong en lichtjes gebogen bij de landing.
Draai het springtouw met een polsbeweging naar buiten en
houd uw bovenlichaam stabiel terwijl u het touw over uw
hoofd beweegt. U springt bijna uitsluitend op de ballen van
uw voeten, en alleen zo hoog als nodig is. Het touw heeft licht
contact met de grond bij elke zwiep.
Als gevorderde gebruiker kunt u proberen zogenaamde
dubbelsprongen uit te voeren voor snellere sprongen. Hierbij
passeert het springtouw tijdens elke sprong 2 keer onder de
voeten (zie afb . C).
Springen met één been
Spring alleen op één been. Het andere been kan hierbij naar
voren of naar achteren worden gebogen (zie afb . D).
Of wissel van been bij elke sprong. Het andere been kan naar
voren of naar achteren worden gebogen (zie afb . E).
15