NIVEAU :
dorsaalflexie
maximale waarde: 40 graden
plantairflexie
maximale waarde: - 50 graden
inversie
maximale waarde: - 40 graden
eversie
maximale waarde: 20 graden
Opmerking!
– De geprogrammeerde waarde en het
daadwerkelijk aan de voet van de pa-
tiënt gemeten aantal graden kunnen
iets afwijken.
– Om een fysiologisch bewegingsver-
loop te garanderen, worden in de
synchroonmodus de waarden in de
onderstaande volgorde bereikt:
Maximale dorsaalflexiewaarde
tegelijkertijd met de middenwaarde
tussen inversie/eversie
Maximale eversiewaarde tegelijker-
tijd met de middenwaarde tussen
dorsaalflexie en plantairflexie
Maximale plantairflexie tegelijkertijd
met maximale inversie
– Om al rekening te houden met het
fysiologische bewegingsverloop bij
het programmeren, is het aan te
bevelen de onderstaande volgorde bij
het programmeren aan te houden:
1. Programmeren van de maximale
waarde voor de dorsaalflexie
2. Ontlasten van de voet door het
programmeren van de plantair-
flexie = °
3. Programmeren van de maximale
eversiewaarde
4. Ontlasten van de voet door het
programmeren van de inversie = °
5. Programmeren van de maximale
waarde voor de plantairflexie
6. Programmeren van de maximale
inversiewaarde
– In de synchroonmodus wordt na
het indrukken van de knop START
vanuit de middenpositie eerst naar de
maxi-male eversiewaarde bewogen.
Dan gaat de slede naar de maxi-
male inversiewaarde en tegelijkertijd
naar de maximale waarde voor de
plantairflexie en aansluitend naar de
maximale hoek voor de dorsaalflexie
en de middenwaarde tussen inversie
en eversie. Na het bereiken van deze
positie begint de bewegingscyclus
weer opnieuw naar de maximale
eversiewaarde samen met de mid-
denwaarde tussen dorsaalflexie en
plantairflexie.
NIVEAU :
Pauze
De pauzes vinden telkens plaats in de
geprogrammeerde maximaalwaarden.
De drie punten voor een pauze zijn:
Maximale dorsaalflexiewaarde tege-
lijkertijd met de middenwaarde tussen
inversie/eversie
Maximale eversiewaarde tegelijkertijd
met de middenwaarde tussen dorsaal-
flexie en plantairflexie
Maximale plantairflexie tegelijkertijd
met maximale inversie
De pauzes zijn instelbaar in stappen
van 1 seconde van 0 tot 59 seconden en
vervolgens in stappen van 1 minuut tot
59 minuten.
Standaardinstelling: zonder pauze
Timer (behandeltijd)
Standaardinstelling van de bewegings-
lede is ononderbroken werking.
Als symbool voor de ingeschakelde on-
onderbroken werking wordt er rechts-
boven in de display een klok afgebeeld.
De klok laat de verstreken behandeltijd
zien. Bij de ononderbroken werking
moet het apparaat met de knop STOP
uitgeschakeld worden.
De behandeltijd kan echter ook naar
eigen keus in stappen van 1 minuut
van 1 tot 59 minuten en in stappen van
30 minuten van 1 tot 24 uur ingesteld
worden. Als de behandeltijd afgelopen is
schakelt het apparaat zich automatisch
in de middenpositie van de ingestelde
waarden uit.
In dit geval wordt in plaats van de klok
een cirkel getoond. Het uitvullen van
de cirkel laat de procentueel verstreken
behandeltijd zien.
Snelheid
De snelheid is in stappen van 5% instel-
baar van 5 % tot 100 %.
Standaardinstelling: 50 %
Nieuwe patiënt
Als deze functie geactiveerd wordt,
beweegt de slede naar de beginpositie.
Activeer de functie en druk op START.
De beginpositie wordt aangenomen en
aanwezige behandelparameters worden
gewist
Bij de ARTROMOT®-SP met pati-
entenchipkaart wordt de slede weer
teruggezet in de fabrieksinstelling. Alle
op de chipkaart opgeslagen waarden
worden gewist.
De slede stopt in de beginpositie, dor-
saalflexie/plantairflexie = 0° en inversie/
eversie = 5°.
Met de functie „Nieuwe patiënt" (begin-
positie) worden de volgende instellingen
aangebracht:
– Dorsaalflexie:
20°
– Plantairflexie:
- 20°
– Inversie:
- 5 °
– Eversie:
15°
– Pauze:
0
– Timer:
ononderbroken
werking
– Snelheid:
50 %
– Omdraaien van de
bewegingsrichting
Motor A:
25
– Omdraaien van de
bewegingsrichting
Motor B:
25
– Motor A:
geactiveerd
– Motor B:
geactiveerd
– Werking Synchroon: geactiveerd
– Totale behandeltijd: 0
– Speciale functie:
gedeactiveerd
NIVEAU :
Omdraaien van de bewegingsrichting
Motor A (veiligheidsschakeling)
In de synchroonmodus gaat
het apparaat automatisch naar de
middenpositie, als de door de patiënt
veroorzaakte weerstand het ingestelde
niveau overschrijdt.
In de asynchroonmodus schakelt het
apparaat automatisch naar de tegen-
gestelde bewegingsrichting, als de door
de patiënt veroorzaakte weerstand het
ingestelde niveau overschrijdt.
In te stellen niveaus voor het omdraaien
van de bewegingsrichting: 1 - 25. Bij
niveau 1 kan een lichte weerstand al
zorgen dat de bewegingsrichting omge-
keerd wordt, bij niveau 25 is een
grotere weerstand nodig.
Standaardinstelling: Niveau 25
Omdraaien van de bewegingsrich-
ting Motor B (veiligheidsschakeling)
In de synchroonmodus gaat
het apparaat automatisch naar de
middenpositie, als de door de patiënt
veroorzaakte weerstand het ingestelde
niveau overschrijdt.
In de asynchroonmodus schakelt het
apparaat automatisch om naar de
tegengestelde bewegingsrichting, als de
door de patiënt veroorzaakte weerstand
het ingestelde niveau overschrijdt.
In te stellen niveaus voor het omdraaien
van de bewegingsrichting: 1 - 25. Bij
niveau 1 kan een lichte weerstand al
zorgen dat de bewegingsrichting omge-
keerd wordt, bij niveau 25 is een grotere
weerstand nodig.
Standaardinstelling: Niveau 25