Masimo Rad-G Mode D'emploi page 25

Masquer les pouces Voir aussi pour Rad-G:
Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 6
Rad-G™
Herbruikbare vingerklemsensor
Herbruikbaar
Voordat u deze sensor gebruikt, moet u de gebruikershandleiding bij het apparaat of monitor, en deze gebruiksaanwijzing eerst lezen en begrijpen.
INDICATIES
De herbruikbare Rad-G™-sensoren zijn bedoeld voor niet-invasieve steekproeven van de functionele zuurstofverzadiging van arteriële hemoglobine (SpO
de polsfrequentie (gemeten met een SpO
goede of slechte doorbloeding in ziekenhuizen, medische instellingen, mobiel en thuis.
CONTRA-INDICATIES
Herbruikbare Rad-G-sensoren hebben een contra-indicatie voor gebruik bij ambulante patiënten of voor langdurig gebruik. Deze zijn niet bedoeld voor
langdurige bewaking. Ze moeten ten minste om de vier (4) uur verwijderd en naar een andere monitoringlocatie verplaatst worden. Aangezien de plaatsing
van een sensor afhankelijk is van de huidgesteldheid van de patiënt en de mate van doorbloeding, kan het nodig zijn de sensor regelmatiger te verplaatsen.
BESCHRIJVING
De herbruikbare Rad-G-sensoren zijn uitsluitend bedoeld voor gebruik met Rad-G-apparaten met Masimo SET®-oximetrie en apparaten die in licentie zijn
gegeven voor gebruik met Rad-G-sensoren.
De Rad-G-sensor is alleen compatibel met het Rad-G-apparaat.
De Rad-G-sensoren zijn gevalideerd met Masimo SET-oximetrietechnologie.
WAARSCHUWING: Masimo-sensoren en -kabels zijn ontworpen voor gebruik met apparaten met Masimo SET-oximetrie of apparaten die in licentie zijn
gegeven voor gebruik met Masimo-sensoren.
WAARSCHUWINGEN, LET OP-MELDINGEN EN OPMERKINGEN
• Alle sensors en kabels zijn bestemd voor gebruik met specifieke monitoren. Controleer vóór gebruik de compatibiliteit van de monitor, de kabel en de sensor,
omdat incompatibiliteit tot slechte prestaties en/of letsel bij de patiënt kan leiden.
• De sensor mag geen zichtbare gebreken, verkleuringen of beschadigingen vertonen. Als de sensor is verkleurd of beschadigd, mag u deze niet langer
gebruiken. Gebruik nooit een beschadigde sensor of een sensor met blootliggende elektrische bedrading.
• De locatie moet frequent of conform het klinisch protocol worden gecontroleerd. Let hierbij op een goede circulatie, huidconditie en optische uitlijning.
• Wees uiterst voorzichtig: huiderosie, weefselischemie en/of druknecrose kunnen ontstaan als de sensor niet vaak genoeg wordt verplaatst, te strak
is bevestigd of te strak komt te zitten als gevolg van oedeem. Controleer de plek minstens één (1) keer per uur en verplaats de sensor als er tekenen
optreden van een slechte huidconditie en/of een slechte bloedsomloop of doorbloeding.
• Gebruik geen tape om de sensor op de plek te bevestigen; dit kan de bloedsomloop beperken en aanleiding geven tot onjuiste afleeswaarden.
Het gebruik van kleefband kan huidbeschadiging en/of druknecrose veroorzaken en kan de sensor beschadigen.
• De sensor en patiëntenkabel zorgvuldig aanbrengen om te voorkomen dat de patiënt verstrikt of beklemd raakt.
• Onjuist aangebrachte sensoren of gedeeltelijk loslatende sensoren kunnen onjuiste metingen veroorzaken.
• Het gebruik van een verkeerd sensormodel kan onjuiste meetwaarden of uitblijven van meetwaarden veroorzaken.
• Onnauwkeurige metingen kunnen worden veroorzaakt door abnormale veneuze pulsatie of aderverstopping.
• Aderverstopping kan een te lage afleeswaarde van de eigenlijke arteriële zuurstofverzadiging veroorzaken. Daarom dient men te zorgen voor de juiste
veneuze stroming in de bewaakte locatie. De sensor mag zich niet lager dan het hart bevinden (zoals op de hand van een patiënt als diens arm over
de bedrand hangt).
• Veneuze pulsaties kunnen verkeerde, te lage metingen veroorzaken (bijv. regurgitatie van tricuspidalisklep, Trendelenburg-positie).
• De pulsaties van intra-aortale ballonondersteuning kunnen de hartfrequentie beïnvloeden die op de pulsoximeter wordt weergegeven. Vergelijk
de polsfrequentie van de patiënt met de hartslag op het ECG.
• Plaats de sensor niet op een vinger of teen waar een arteriële katheter of bloeddrukmanchet op is aangebracht.
• Bij gebruik van pulsoximetrie tijdens bestraling van het gehele lichaam moet de sensor buiten het stralingsveld worden gehouden. Als de sensor aan
de straling wordt blootgesteld, kan de uitlezing tijdens de actieve bestraling foutief zijn of uitblijven.
• Bij gebruik van pulsoximetrie tijdens bestraling van het gehele lichaam moet de sensor buiten het stralingsveld worden gehouden. Als de sensor aan
de straling wordt blootgesteld, kan de afleeswaarde tijdens de actieve bestralingsperiode foutief zijn of nul bedragen.
• Gebruik de sensor niet tijdens het scannen met MRI (beeldvorming met magnetische kernspinresonantie) of in een ruimte waar een MRI-scanner staat,
aangezien dat kan leiden tot lichamelijk letsel.
• Bronnen van sterk omgevingslicht zoals operatielampen (xenonlampen), bilirubinelampen, neonbuizen, infrarood hittelampen en direct zonlicht kunnen
de werking van een sensor storen.
• Om interferentie uit de omgeving te voorkomen moet de sensor correct worden aangebracht, en zo nodig moet de plek waar de sensor is aangebracht
met ondoorzichtig materiaal worden bedekt. Indien deze voorzorgsmaatregel niet wordt genomen in een omgeving met sterk licht, kan een onjuiste
meting het gevolg zijn.
• Onnauwkeurige metingen kunnen worden veroorzaakt door EMI-stralingsinterferentie.
• Abnormale vingers, intravasculaire kleurstoffen, zoals indocyaninegroen of methyleenblauw, of extern aangebrachte kleurstof en textuur (zoals nagellak,
glitter, enzovoort) kunnen leiden tot onnauwkeurige of geen metingen.
• Hoge COHb- of MetHb-waarden kunnen zich voordoen terwijl de SpO
vermoed, moet er een laboratoriumanalyse (CO-oximetrie) op een bloedmonster worden uitgevoerd.
• Een hogere COHb-spiegel (carboxyhemoglobine) kan onjuiste metingen veroorzaken.
• Verhoogde methemoglobineconcentraties (MetHb) kunnen onnauwkeurige metingen veroorzaken.
• Een verhoogd totaal bilirubinegehalte kan onnauwkeurige metingen tot gevolg hebben.
• Onnauwkeurige metingen kunnen worden veroorzaakt door ernstige anemie, zeer lage arteriële perfusie of extreme bewegingsartefacten.
• Hemoglobinopathieën en afwijkingen in de bloedsamenstelling, zoals thalassemie, HbS, HbC, sikkelcelziekte, enzovoort, kunnen onnauwkeurige metingen
veroorzaken.
• Onnauwkeurige SpO
-metingen kunnen worden veroorzaakt door vasospastische aandoeningen, zoals de ziekte van Raynaud en perifere vasculaire
2
aandoeningen.
• Onnauwkeurige metingen kunnen worden veroorzaakt door verhoogde dyshemoglobineconcentraties, hypocapnische of hypercapnische
omstandigheden, en ernstige vasoconstrictie of hypothermie.
• Metingen kunnen worden beïnvloed door zeer lage doorbloeding op de bewaakte plek.
• Metingen met een betrouwbaarheidsindicator met een zwak signaal zijn mogelijk niet nauwkeurig.
• De sensor in geen geval wijzigen of aanpassen. Wijzigingen of modificaties kunnen van invloed zijn op de prestaties en/of precisie.
• Reinig de sensoren alvorens deze weer te gebruiken bij verschillende patiënten.
• Gebruik geen onverdund bleekwater (5%-5,25% natriumhypochloriet) of ander reinigingsmiddel dan de hier aanbevolen middelen omdat dit blijvende
schade aan de sensor kan veroorzaken.
• Week of dompel de sensor niet in vloeistoffen om beschadiging te voorkomen.
• Steriliseer de sensor niet door middel van straling of stoom, in een autoclaaf of met ethyleenoxide aangezien de sensor daardoor beschadigd raakt.
GEBRUIKSAANWIJZING
Niet vervaardigd met latex van natuurrubber
LATEX
PCX-2108A
02/13
-sensor) voor toepassing bij volwassenen, kinderen en baby's tijdens beweging en in ruste, en voor patiënten met
2
-waarde normaal lijkt. Als er verhoogde COHb- of MetHb-waarden worden
2
25
nl
Niet-steriel
)
2
9399E-eIFU-0820

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières