Starten van de motor
Opmerkingen
Om een reeds warme motor aan te zetten, volgt u de
procedure voor "Hoge omgevingstemperatuur".
Opgelet
NL
Zorg ervoor dat u de bedieningsorganen kent die u
nodig hebt tijdens het rijden (pag. 10).
Normale omgevingstemperatuur
(tussen 10 °C/50 °F en 35 °C/95 °F):
1) Zet de startschakelaar in de stand ON (afb. 42.1 en
afb. 42.2). Controleren of het groene lampje Neutraal en
het rode lampje
Belangrijk
Het oliedruklampje moet enkele seconden nadat de
motor is aangeslagen, weer uit gaan (pag. 11).
Opgelet
De zijstandaard moet ingeklapt zijn (ruststand,
horizontaal), omdat anders de veiligheidssensor het
starten onmogelijk maakt.
Opmerkingen
Men kan de motor aanzetten als de standaard
uitgeklapt is en de motor in zijn vrij staat, of als de
koppelingshendel is ingedrukt en de motor in versnelling
staat (in dit geval moet de standaard ingeklapt zijn).
50
op het instrumentenpaneel branden.
ON
999
ON
999S
afb. 42.1
afb. 42.2