Bedieningspaneel (afb. 4)
1) LCD, (zie pag.12)
-1
2) Toerenteller (min
).
Geeft het motortoerental per minuut aan.
3) Waarschuwingslampje neutraal N (groen).
Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
4) Controlelampje brandstofreserve
Gaat branden als men de reserve-inhoud aanspreekt; er zit
nog ongeveer 3 liter benzine in de tank.
5) Waarschuwingslampje richtingaanwijzers
(groen).
Gaat branden en knippert zodra een van de
richtingaanwijzers wordt gebruikt.
6) Waarschuwingslampje motoroliedruk
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als
de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet enkele
seconden nadat de motor is aangeslagen, weer uit gaan.
Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg
heet is gelopen, maar het moet uitgaan bij toename van
het toerental.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwings-
lampje (6) blijft branden omdat u dan kans loopt de motor
te beschadigen.
7) Waarschuwingslampje groot licht
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het groot
licht is ingeschakeld.
8
(geel).
(rood).
10
(blauw).
5
6
9
3
7
4
NL
2
10
1
afb. 4
11