Hoge omgevingstemperatuur (meer dan 35 °C/95 °F):
De startprocedure is hetzelfde als voor een "Normale
omgevingstemperatuur", maar zonder de choke (1,
afb. 43) te gebruiken.
Lage omgevingstemperatuur (minder dan 10 °C/50 °F):
De startprocedure is hetzelfde als voor een "Normale
NL
omgevingstemperatuur", maar de motor dient ongeveer
maximaal 5 minuten warm te draaien.
De motorfiets starten en ermee rijden
1) De koppelingshendel intrekken.
2) Met de punt van uw voet en een besliste beweging de
versnellingshendel induwen om deze in de eerste
versnelling te zetten.
3) Gas geven met de gashendel, tegelijkertijd langzaam de
koppelingshendel loslaten; de motorfiets begint te rijden.
4) De koppelingshendel helemaal loslaten en gas geven.
5) Om over te schakelen naar een hogere versnelling, de
gashendel helemaal sluiten voor een lager toerental, de
koppelingshendel intrekken, het versnellingspedaal naar
boven duwen en de koppelingshendel loslaten.
Op de volgende manier schakelt u terug naar een lagere
versnelling: de gashendel loslaten, koppelingshendel
intrekken, even gas geven om alle tandwielen te
synchroniseren, terugschakelen naar een lagere
versnelling en de koppelingshendel loslaten.
De hendels dienen correct en op het juiste moment te
worden bediend: op een helling, wanneer de motor
snelheid mindert, dient u onmiddellijk naar een lagere
52
versnelling terug te schakelen. Doet u dit niet, dan brengt
u het hele voertuig (en niet alleen de motor) in moeilijke
bedrijfsomstandigheden.
Belangrijk
Niet bruusk gas geven: u kunt de motor ermee
"verzuipen" of de transmissiedelen forceren. Laat de
koppeling niet uitstaan tijdens het rijden: dit kan tot
oververhitting en dus overmatige slijtage van alle
wrijvingsorganen leiden.