7.6) Oplossen van problemen
In tabel 17 kunt u nuttige aanwijzingen vinden om eventuele storin-
gen te verhelpen die u tijdens de installatie of bij een eventueel defect
tegen kunt komen.
Tabel 17: opsporen van storingen
Symptomen
De radiozender stuurt de poort niet aan en
het ledlampje op de zender gaat niet branden.
De radiozender stuurt de poort niet aan, maar
het ledlampje op de zender gaat branden
Er wordt geen enkele manoeuvre aange-
stuurd en het ledlampje "BLUEBUS" knip-
pert niet
Er wordt geen enkele manoeuvre aange-
stuurd en het knipperlicht is uit
Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd
en het knipperlicht knippert enkele malen
De manoeuvre gaat van start, maar onmid-
dellijk daarna vindt er een terugloop plaats
De manoeuvre wordt regelmatig uitgevoerd
maar het knipperlicht SCA werkt niet
De manoeuvre wordt regelmatig uitgevoerd
maar het controlelampje SCA werkt niet
7.6.1) Lijst Historie anomalieën
ROBUS biedt u de mogelijkheid de eventuele anomalieën te tonen die zich tijdens de laatste 8 manoeuvres hebben voorgedaan, bijvoorbeeld
de onderbreking van een manoeuvre als gevolg van het in werking treden van een fotocel of van een contactlijst. Om de lijst anomalieën te
verifiëren gaat u te werk zoals dat in tabel 18 is aangegeven.
Tabel 18: Historie anomalieën
1.
Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
2.
Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
3.
Druk op de toetsen [s] of [t] om het brandende ledlampje naar L8 te verplaatsen, dat wil zeggen het
"ledlampje ingang" voor de parameter "Lijst anomalieën"
4.
Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] moet tijdens alle stappen 5 en 6
ingedrukt gehouden worden
5.
Wacht ongeveer 3s; daarna zullen de ledlampjes gaan branden die overeenkomen met de manoeuvres
waar zich een anomalie heeft voorgedaan. Het ledlampje L1 geeft de uitkomst van de meest recente
manoeuvre aan, het ledlampje L8 geeft de uitkomst van de achtste aan. Als het ledlampje aan is, betekent
dit dat er zich tijdens de manoeuvre anomalieën hebben voorgedaan; als het ledlampje uit is, betekent dit
dat de manoeuvre ten einde is gekomen zonder anomalieën
6.
Druk op de toetsen [s] en [t] om de gewenste manoeuvre te selecteren: Het ledlampje in kwestie zal
zoveel keer knipperen als het knipperlicht dat normaal doet na een anomalie (zie tabel 19).
7.
Laat de toets [Set] los.
7.7) Diagnostiek en signaleringen
Sommige inrichtingen geven zelf al speciale signaleringen waardoor
het mogelijk is de bedrijfsstatus of eventuele storing te herkennen.
20 – Nederlands
29
Aanbevolen controles
Controleer of de batterijen van de zender leeg zijn; vervang ze zo nodig
Controleer of de zender correct in het geheugen van de radio-ontvanger is opgeslagen
Controleer of de stroomvoorziening naar de ROBUS de spanning van het elektriciteitsnet heeft.
Vergewis u ervan dat de zekeringen niet onderbroken zijn; zo ja, dan dient u de oorzaak van de
storing op te sporen en ze met andere met dezelfde stroomwaarde en kenmerken te vervangen.
Controleer of de instructie daadwerkelijk ontvangen is. Als de instructie de ingang PP
bereikt, moet het ledlampje "PP" gaan branden; als daarentegen de radiozender gebruikt
wordt, moet het ledlampje "BluBus" tweemaal snel knipperen
Tel het aantal malen dat dat licht knippert en controleer aan de hand van de gegevens in tabel 19
De geselecteerde kracht zou te klein kunnen zijn om dit type poort te laten bewegen.
Controleer of er geen obstakels zijn en selecteer eventueel een grotere kracht
Controleer of er tijdens de manoeuvre spanning op het klemmetje FLASH van het knip-
perlicht staat (daar het niet ononderbroken werkt, is de waarde van de spanning niet bedui-
dend: ongeveer 10-30Vcc); als er spanning aanwezig is, is het probleem te wijten aan de
lamp die vervangen zal moeten worden met een lamp met dezelfde kenmerken; als er geen
spanning aanwezig is, zou er zich een overbelasting op de uitgang FLASH voorgedaan
kunnen hebben; verifieer of er geen kortsluiting in de kabel is.
Verifieer het type functie dat voor de uitgang SCA geprogrammeerd is (Tabel 7). Wanneer het
controlelampje zou moeten hebben branden dient u te controleren of er spanning staat op het
klemmetje SCA (ongeveer 24Vcc); als er spanning aanwezig is, is het probleem te wijten aan
het controlelampje dat vervangen zal moeten worden met een controlelampje met dezelfde
kenmerken; als er geen spanning aanwezig is, zou er zich een overbelasting op de uitgang
SCA voorgedaan kunnen hebben; verifieer of er geen kortsluiting in de kabel is.
F1
3s
en
F2
Voorbeeld
SET
3s
L1
SET
of
L8
SET
SET