Display
SPUITINSTALLATIE-
GEBRUIK
Geen aanduiding
De
Geen
Spuitinstallatie
onder druk.
bijv. 210 bar
Spuitinstallatie onder druk.
Stroomvoorziening aanwe-
zig (druk wordt bepaald door
sproeierkopgrootte
drukinstelling).
E = 02
Spuitinstallatie loopt moge-
lijk door. Stroomvoorziening
aanwezig.
E = 03
De
Stroomvoorziening aanwe-
zig.
E = 04
De
Stroomvoorziening aanwe-
zig.
E = 05
Spuitinstallatie start niet of
stopt.
aanwezig.
E = 06
De
Stroomvoorziening aanwe-
zig.
Stroomvoorziening aanwe-
zig
spuitinstallatie
stopt.
stroomvoorziening.
mogelijk
en
de
spuitinstallatie
stopt.
spuitinstallatie
stopt.
Stroomvoorziening
spuitinstallatie
stopt.
... geeft aan
Vermogensverlies
Normale modus
Druk meer dan 310 bar of
defecte
drukmeettransfor-
mator
D r u k m e e t t r a n s f o r m a t o r
defect, slechte verbinding of
kabelbreuk.
Netspanning te hoog
Motor defect
Motor te heet
Druk lager dan 14 bar
49
Maatregel
Spanningsbron controleren.
Vóór reparatie of demonta-
ge druk ontlasten.
Spuiten
Drukregelprintplaat of druk-
meettransformator vervan-
gen.
Meettransformatorverbin-
ding controleren. Uitlaatklep
openen. Een nieuwe meet-
transformator in plaats van
de meettransformator in de
spuitinstallatie installeren.
Wanneer de spuitinstallatie
lopt, de meettransformator
vervangen.
Op probleem met span-
ningsvoorziening controleren
Controleren
op
geblok-
keerde motor, kortsluiting
of niet aangesloten motor.
Defecte onderdelen repare-
ren of vervangen.
Spuitinstallatie laten afkoe-
len. Wanneer de spuitinstal-
latie na het afkoelen correct
loopt, motorventilatiefunc-
tie en luchtstroom contro-
leren.
Spuitinstallatie
koele omgeving bedienen.
Wanneer de spuitinstallatie
na het afkoelen niet loopt
en het lampje nog zesmaal
knippert, de motor vervan-
gen.
Desgewnest druk verhogen.
Uitlaatklep eventueel open-
en
in