7. INSCHAKELEN EN GEBRUIK
7.1. Controles alvorens in te schakelen
Het apparaat mag niet ingeschakeld worden wanneer
er beschadigde onderdelen zijn.
Controleer of de koppeling met as met de hand
draaibaar is (zie paragraaf 6.5.).
Zorg dat de schroeven (64.25) van de koppeling
aangedraaid zijn (raadpleeg paragraaf 9.2.).
Zorg dat de beschermkap (32.30) om
de
koppeling
lantaarnstuk.
Voor MXV-B Controleer of de as met de hand draaibaar
is.
Dit dient men met een schroevedraaier bij de
motorventilator uit te voeren.
7.2. Eerste inschakeling
OFF
LET OP: laat de pomp nooit droogdraaien, zelfs
niet voor een draaitest.
Start de pomp nadat deze volledig is afgevuld met
vloeistof.
Wanneer de pomp boven het vloeistofniveau
geplaatst is (zuigsituatie, fig. 3A) of in een situatie
waar de toeloopdruk te laag is (minder dan 1 m) om
de terugslagklep te openen, vul de zuigleiding en de
pomp door de vulopening (fig. 4).
Om dit mogelijk te maken gebruik een flexibele slang
(of bocht) en een trechter.
MXV-B, MXV(L) 25-32-48, MXV(L)4 25-32-48
Gedurende het afvullen dient de naaldschroef
(14.17) in de aftapplug (14.12) geopend te zijn om
communicerende werking tussen perskamer en
zuigkamer mogelijk te maken (fig. 4a).
MXV-B, MXV 25-32-48
14.04 Vullen
ontluchttingsplug
(1)
Fig. 4a Vullen:
naaldschroef open
MXV(L) 50-65-80, MXV(L)4 50-65-80
In het geval van een verticale installatie, de dop (2)
tijdens het vullen verwijderen om de aspiratiekant te
ontluchten. Nadat de vloeistof weggestroomd is, de
dop (2) weer terugplaatsen. Ga door met vullen tot de
vloeistof uit het ventilatiegat (1) in het bovenste deksel
stroomt. Bijvullen tot de pomp volledig ontlucht is
alvorens de doppen (1) terug te plaatsen. In het geval
van een horizontale installatie, door de gaten (1) in het
pomphuis (14.00) vullen en ontluchten.
MXV, MXV-B Rev4 - Bedieningsvoorschrift
gemonteerd
is
op
4.93.008
Fig. 4c Aftappen
14.12
14.17
4.93.306
Fig. 4b In bedrijf:
naaldschroef gesloten
MXV.. 50-65-80
(1)
(2)
het
(3)
(3)
Fig.4 (1) Vullen ontluchttingsplug
(2) Zuigzijde ontluchter
Fig 3 : (1) Riempimento e sfiato
(3) Aftappen
(2) Sfiato aspirazione
Wanneer het vloeistofniveau boven de pomp
(3) Scarico
staat (toeloop, voordruk fig. 3B), vul de pomp door
het openen van de klep aan zuigzijde terwijl de
persafsluiter geheel geopend is om de lucht te laten
ontsnappen.
Gedurende afvullen, houd de ontluchting
open uitsluitend wanneer de afvulvloeistof
geen
eigenschappen, temperatuur of druk.
Alleen voor MXV(L)50-65-80, MXV(L)4 50-65-80: zo
nodig verbindingsstukken installeren met een kraan/
klepvoorziening op de gaten 1 en 2 om de uitstroming
van de vloeistof en de vloeirichting te controleren.
Bij een horizontale persleiding of geplaatst lager dan
de pomp, houd de persafsluiter gesloten gedurende
het afvullen.
7.3. Start en bedrijfs controle
Sluit de ontluchtingvoor (fig. 4) voor MXV-B, MXV(L)
25-32-40 en MXV(L)4 25-32-40 Sluit de naaldschroef
(14.07) in de aftapplug (14.12) (fig. 4b) en sluit de
ontluchting (14.04).
Start de pomp met de persafsluiter gesloten en met de
zuigafsluiter volledig geopend. Open de persafsluiter
geleidelijk zover dat het bedrijfspunt, binnen het bereik
op het typeplaatje, bereikt is.
Bij een drie-fase motor, controleer de draairichting
zoals weergegeven door de pijl: kloksgewijs
gezien vanaf de koelwaaierzijde voor MXV-B 25-
32-40, MXV(L) 25-32-40 en MXV(L)4 25-32-40. tegen
de klok in gezien vanaf de koelwaaierzijde voor
MXV-B 50, MXV(L)50-65-80, MXV(L)4 50-65-80.
Wanneer dit niet juist is, sluit de spanning af en
wissel twee fase-draden om.
Controleer of de pomp functioneert binnen het
capaciteitsbereik en dat het opgenomen vermogen
de waarde op het typeplaatje niet overschrijdt.
Verstel anders de persafsluiter of de afstelling van de
drukschakelaars.
Wanneer zuigverliezen optreden (onderbreken van flow
ondanks geopende afsluiters) of drukschommelingen
weergegeven op de manometers, controleer of alle
leidingverbindingen luchtdicht zijn en controleer of de
naaldschroef van de ontluchting gesloten is (fig. 4).
LET OP: wanneer de pomp boven het vloeistofniveau
geplaatst is (zuigsituatie, fig. 3A), na een lange periode
van stilstand, voor het opstarten van de pomp,
controleer of de pomp nog afgevuld is met vloeistof.
Controleer de werking van de voetklep (goed
sluitend) en vul de pomp (paragraaf 7.2.).
Nooit de pomp laten draaien tegen een gesloten
(1) (2)
(3)
gevaar
oplevert
Pagina 79 / 136
4.93.215
NL
door
zijn