8 Begrenzingsdraad neerleggen
► Bevestig de begrenzingsdraad (4) op de daar‐
voor bedoelde plaatsen met een bevestigings‐
spijker (5).
► Maak van de begrenzingsdraad (4) een lus
met een lengte van d = 15 cm en bevestig met
een bevestigingsspijker (5).
► Knip de begrenzingsdraad (4) aan het einde
van de draadlus door met bijvoorbeeld een zij‐
kniptang.
De draadeinden worden aan het einde van de
installatie met de leidraad verbonden.
► Leg de begrenzingsdraad (4) verder om het
maaivlak heen.
8.3
Hoeken
Hoeken van 90°
Hoeken van 90° kunnen worden verdeeld in
twee hoeken van 45°. De maairobot verandert
zijn richting in dit gebied daardoor gelijkmatig en
schokt daarbij minder.
► Leg de begrenzingsdraad in de hoek over een
lengte van 37 cm (lengte: 1x iMOW
schuin.
Hoeken van < 90° die in een punt eindigen
Verdeel hoeken van < 90° die in een punt eindi‐
gen in twee hoeken. De maairobot verandert zijn
richting in dit gebied gelijkmatiger en schokt
daarbij minder.
0458-012-9601-A
10
► Zorg ervoor dat bij hoeken die in een punt ein‐
digen, een hoek van 90° niet wordt onder‐
schreden.
► Als de hoek van 90° wordt onderschreden:
verdeel de hoek.
► Leg een hoek met hoeken groter dan 90°.
Leg de begrenzingsdraad vervolgens over
een lengte van ten minste 37 cm (lengte:
1x iMOW
► Leg vervolgens een hoek met een hoek die
groter is dan 90°. Leg de begrenzingsdraad
aansluitend over een lengte van ten minste
37 cm (lengte: 1x iMOW
8.4
De maairobot kan gebieden berijden die direct
aan het maaivlak grenzen als het hoogteverschil
tussen het berijdbare gebied en het maaivlak
niet meer dan 1,5 cm bedraagt. De ondergrond
moet stevig en vrij van obstakels zijn.
Voorbeelden:
– Terras
®
Ruler)
– Bestrating
– Stenen langs de grasrand of platen
Door de afstand tussen de begrenzingsdraad en
het berijdbaar gebied klein te houden, kan zon‐
der randen worden gemaaid.
< 90°
> 90°
®
Ruler) rechtdoor.
®
Berijdbaar gebied
Nederlands
< 90°
> 90°
Ruler) recht.
213