Retourkoeling of warmwater (herkoeling)
Als het warmwater de maximumtemperatuur overschrijdt - parameter S4.3, kan een koe-
ling van het warmwater naar de boiler of naar de zonnecollectoren geactiveerd worden -
parameter S4.4.
Pomp terugslagfunctie voor zonnecollector
Pomp terugslagfunctie voor zonnecollector pomp wordt ingesteld met parameter S6.8=1.
Als de collectortemperatuur hoger is dan de minimum collectortemperatuur, wordt de pomp
iedere 15 minuten voor 10 seconden geactiveerd. Op deze manier wordt een realistische
collectortemperatuur bereikt. Deze instelling wordt gebruikt wanneer een collectorsensor
niet rechtstreeks in de collector geplaatst wordt.
wARMwATERCIRCULATIE
De warmwater circulatiepomp werkt volgens het tijdprogramma voor de warmwatercircu-
latie - parameter 4.7. De pomp werkt met werkings- en stand-by intervallen die ingesteld
worden met parameters P4.8 en P4.9.
warmwatercirculatie in output R0 of R9
Met parameterinstelling S1.11=2 (R0) of S1.12=3 (R9), kan de R0 of R9 output geprogram-
meerd worden voor de activering van warmwatercirculatie met temperatuursensor.
warmwatercirculatie met het gebruik van een sensor
Als T1 of T8 sensor vrij is, kan het gebruikt worden om de warmwatercirculatie te activeren
met parameter S1.4=4 (voor sensor T1) of S1.5=7 (voor sensor T8).
De sensor moet geïnstalleerd worden op de uitgaande buis van de warmwatertank (warme
buis). Eender wanneer een onmiddellijke temperatuurstijging van ten minste 5 K gede-
tecteerd wordt, wordt de circulatiepomp ingeschakeld voor de tijd die met parameter P4.8
ingesteld wordt.
warmwatercirculatie met debietschakelaar
Als T1 of T8 sensor vrij is, kan het gebruikt worden om de warmwatercirculatie met een
debietschakelaar te activeren met parameter S1.4=5 (voor sensor T1) of S1.5=8 (voor
sensor T8).
De schakelaar moet geïnstalleerd worden op de uitgaande buis van de warmwatertank
(warme buis). Als de debietschakelaar stroming detecteert, wordt de warmwaterpomp
ingeschakeld worden voor de tijd die met parameter P4.8 ingesteld is.
Handleiding onderhoudsinstellingen
379