Para-
Functie
meter
S1.6
DIGITALE INGANG T1,
T6, T8
S1.7
ANTI-BLOKKEERFUNC-
TIE
S1.8
ACTIVERING OP AF-
STAND VIA BUS
S1.9
KEUZE VAN DE CIR-
CUITS VOOR ACTIVE-
RING OP AFSTAND
S1.10
TYPE VERWARMINGS-
OBJECT (TIJDSCON-
STANTE)
S1.11
FUNCTIE VAN DE UIT-
GANG R0
Handleiding onderhoudsinstellingen
Omschrijving
Deze instelling bepaalt het functioneren van de regelaar,
wanneer er een kortsluiting ontstaat in ingang T1, T6 of T8.
1 – Functie met de gewenste dagtemperatuur onafhankelijk
van de gekozen soort van regelaarfunctie. Zie ook S1.9.
2 – Extra direct verwarmingscircuits betekent dat er rekening
wordt houden met het extra directe verwarmingscircuit
zoals in parameter P3.5 en P3.6 ingesteld dat de voor het
bereiken van de noodzakelijke keteltemperatuur. Bij schema's
met twee warmtebronnen wordt bij de omschakeling op de
gecontroleerde verwarmingsbron, rekening gehouden met de
vertraging zoals is ingesteld met parameter S5.15.
3 – Zoals bij 2, waarbij de ketel echter direct wordt geacti-
veerd, zonder vertraging.
4 – Regulering schakelt om op koelen.
5 - Activeert de verwarming Boost-functie. Deze functie
wordt niet geactiveerd bij de omschakeling van nacht- naar
dagtemperatuur.
6 – Vloeibare brandstofketel wordt uitgeschakeld en er wordt
op verwarmen met de vaste brandstofketel gewacht.
7 – Branderbedrijfsurenmeting
8 - Op afstand activeren betekent werken volgens tijdpro-
gramma ongeacht de geselecteerde modus van de controller.
Zie ook S1.9.
Wanneer langer dan een week geen relaisschakeling heeft
plaatsgevonden, schakelt de regelaar zich op vrijdag tussen
20.00 en 20:15 uur zelfstandig in. Circulatiepompen draaien
voor een tijdsduur van 60 sec, meng- en keerkleppen draaien
2 x 30 sec in beide richtingen.
Hier wordt bepaald of de activering op afstand alleen door de
locale bediening plaats vindt of ook via de hoofdschakelaar.
Hier wordt bepaald op welk circuit de schakeling invloed
heeft.
Hier wordt het typen van het te verwarmen object bepaald
(tijdsconstante). Voor massieve en goed geïsoleerde objecten
wordt een hogere waarde ingesteld. Voor objecten met een
slechte isolatie dient een lagere waarde te worden ingesteld.
Met deze instelling kan een van de functies van de relaisuit-
gang R0 worden gekozen.
1- Tweede trap van de 2-trapbrander.
2- Circulatie van het proceswater.
3- Elektrisch verwarmingselement voor de verwarming van
het proceswater.
4- Pomp voor het mengen en verhogen van de retour in de
ketel (Bypass-pomp), hiervoor dient ook te worden ingesteld:
S1.4=9 (voor T1) of S1.5=12 (voor T8).
5- Hoofd ketelpomp
6- output wordt gebruikt om de warmtepomp te bedienen
362
Instelmoge-
Waarde
lijkheden
1- AFSTAND-
SCHAKELING
2- DIR.
CIRCUIT;
VERTRAAGD
3- DIR.
CIRCUIT
4- KOELING
5- BOOST
6- KETEL-
BLOKKADE
7- BRANDER-
1
BEDRIJFSU-
RENMETING
8-AFSTAND
ACTIVEREN
VOLGENS
TIJDPRO-
GRAMMA
0- UIT
1- AAN
0
1- LOKAAL
2- VANAF
2
MASTER
1- CIRCUIT 1
2- CIRCUIT 2
3
3- CIRCUIT 1
EN 2
0 - 12 h
0
1- BRANDER
II. TRAPS
2- CIRCU-
LATIE
3- EL. RADI-
ATOR
1
4- BYPASS
POMP
5- HOOFD-
POMP
6- WARMTE-
POMP