Programmeervoorbeelden voor het aanmaken van gebruikerscodes:
(a)
(b)
(a) Uitgang 1 moet worden geschakeld
(b) Geheugennummer "00" (voor uitgang 1 is mogelijk: 00 - 99)
(c) Gebruikerscode "1111"
(d) Programmering opslaan (codeslot laat twee pieptonen horen en de middelste LED knippert
2 keer kort)
(a)
(b)
(a) Uitgang 2 moet worden geschakeld
(b) Geheugennummer "0" (voor uitgang 2 is mogelijk: 0 - 9)
(c) Gebruikerscode "2222"
(d) Programmering opslaan (codeslot laat twee pieptonen horen en de middelste LED knippert
2 keer kort)
Functie in standaardmodus:
Als het codeslot in de standaardmodus staat (niet in de programmeermodus!), dan wordt uit-
gang 1 of 2 (afhankelijk van de programmering) geschakeld door de gebruikerscode in te voeren
en vervolgens op de toets
De programmering van de activeringsduur voor uitgang 1 en 2 wordt in hoofdstuk 12. h) be-
schreven.
Als u de "Auto-Entry"-functie inschakelt (zie hoofdstuk 12. m) is het indrukken van de
toets
codeslot de betreffende uitgang.
Zoals al meermaals vermeld, dient echter bij gebruik van de "Auto-Entry"-functie elke
code even lang te zijn (bijv. mastercode + supergebruikerscode + gebruikerscodes
5 cijfers).
(c)
(d)
(c)
(d)
te drukken.
Uitgang 1 wordt geactiveerd
Uitgang 2 wordt geactiveerd
niet nodig. Direct na het invoeren van een juiste gebruikerscode schakelt het
197