3. Zaag pas als het werkbereik is gereinigd, u een
veilige stand hebt ingenomen en een vluchtroute
hebt gepland voor de vallende boom.
4. Controleer vóór het starten van de kettingzaag of
u geen voorwerpen raakt.
5. Draag de kettingzaag alleen, als de motor is ge-
stopt, de geleidingsrail zich in de afdekking van
de geleidingsrail bevindt en de uitlaat van uw li-
chaam weg wijst.
6. Neem geen kettingzaag in bedrijf, die bescha-
digd, onjuist ingesteld of onvolledig en te los ge-
monteerd is. Controleer of de kettingzaag stopt
als de kettingrem wordt bediend.
7. Schakel de motor uit voordat u de kettingzaag
neerzet.
8. Wees tijdens het zagen van kleine bosjes en jon-
ge boompjes uiterst voorzichtig aangezien de
dunne takjes in de kettingzaag terecht kunnen
komen en in uw richting kunnen wegslaan of u uit
uw evenwicht kunnen brengen.
9. Let op dat tijdens het zagen van een onder span-
ning staande tak een terugslag kan ontstaan als
de spanning van het hout plotseling wegvalt.
10. Let op dat de handgrepen droog, schoon en vrij
van olie of brandstofmengsels zijn.
11. Zaag met de kettingzaag geen bomen als u niet
over een overeenkomstige opleiding beschikt.
12. Het complete onderhoud van de kettingzaag, af-
gezien van de in deze gebruiksaanwijzing en on-
derhoudshandleiding aangegeven punten, mag
uitsluitend door een bevoegde servicedienst wor-
den uitgevoerd.
13. Breng voor transport en opslag van de ketting-
zaag de afdekking van de geleidingsrail aan.
14. Werk met de ketting niet naast of in de nabijheid
van ontvlambare vloeistoffen of gassen, onge-
acht of dit binnenshuis of buitenshuis is. Er be-
staat hierbij gevaar op explosie en/of brand.
15. Vul geen brandstof, olie of smeermiddel bij als de
kettingzaag draait.
16. Gebruik
uitsluitend
geschikt
Zaag alleen in hout. Gebruik de kettingzaag niet
voor werkzaamheden waarvoor deze niet ge-
schikt is. Zaag met de kettingzaag bijv. geen
plastic, metselwerk of niet bij de bouw behoren-
de materialen
17. Het motorapparaat genereert giftige uitlaatgas-
sen zodra de motor loopt. Werk nooit in afgeslo-
ten of slecht geventileerde ruimtes.
18. Om aanzienlijke schade of defecten te consta-
teren, is het noodzakelijk om het apparaat voor
gebruik en na vallen aan een inspectie te onder-
werpen.
19. Als bij het vullen van de olie- of brandstoftank
vloeistof wordt gemorst, moet het apparaat voor
ingebruikname worden gereinigd.
www.scheppach.com / service@scheppach.com / +(49)-08223-4002-99 / +(49)-08223-4002-58
zaagmateriaal:
Als gebruiker van een kettingzaag moet u meer-
dere punten in acht nemen, om uw zaagwerk-
zaamheden vrij van ongevallen en zonder letsels
te kunnen uitvoeren.
1. Een goede basiskennis van terugslagen kan het
verrassingsmoment verminderen of uitsluiten.
Plotselinge niet-overwogen reacties dragen bij tot
ongevallen.
2. Houd de kettingzaag bij een draaiende motor met
beide handen goed vat, waarbij de rechterhand
de achterste handgreep en de linkerhand de
voorste handgreep vasthoudt. Duimen en vingers
moeten de handgrepen van de kettingzaag goed
omsluiten. Een vaste greep helpt u om terugsla-
gen op te vangen en de controle over de ketting-
zaag te behouden. Laat niet los.
3. Controleer of het bereik waarin u werkt, vrij is van
obstakels is. De punten van de geleidingsrail mag
tijdens het zagen met de kettingzaag geen boom-
stam, tak of dergelijke aanraken.
4. Zaag met een hoge motorsnelheid.
5. Buig niet te ver naar voren of zaag niet boven
schouderhoogte.
6. Slijp en onderhoud de kettingzaag conform de
aanwijzingen van de fabrikant.
7. Als het apparaat tijdens het zagen vastklemt,
moet deze direct worden uitgeschakeld en voor-
zichtig worden losgemaakt. Aansluitend moet het
apparaat op schade (bijv. verbogen geleidings-
rails) worden gecontroleerd en moet er een te-
strun worden uitgevoerd.
8. Voor het vellen of afkorten moet de boomklauw
(de klauwaanslag) op het te zagen hout worden
geplaatst. Het gebruik van de boomklauw ook ge-
adviseerd tijdens het doorzagen van dikke tak-
ken.
9. Positioneer de boomklauw goed voor het afkor-
ten en zaag pas in het hout als de kettingzaag
draait. Aansluitend wordt de zaag met de achter-
ste greep opgetild en met de voorste greep ge-
leid. De boomklauw werkt als draaipunt. Voor het
herpositioneren wordt licht druk op de voorste
greep uitgeoefend. Trek de zaag hierbij iets terug.
Plaats de boomklauw dieper en til de zaag met
de achterste greep weer omhoog.
Gebruik uitsluitend toegestane combinaties van
zaagketting en geleidingsrail
De in de leveringsomvang opgenomen zaagtoebeho-
ren zijn optimaal afgestemd op de kettingzaag.
Bij het koppelen van componenten, die niet bij elkaar
horen, kunnen de zaagtoebehoren reeds na een kor-
te bedrijfstijd onherstelbaar worden beschadigd en
letsel
veroorzaken.
NL | 137