Reinig
dagelijks
de
oppervlakken van roestvrij staal, het oppervlak van
de reservoirs en het oppervlak van de platen.
Laat de interne onderdelen van de apparatuur
minstens twee keer per jaar door een erkend
technicus reinigen.
Maak de vloer onder de apparatuur niet schoon
met bijtende producten.
Reinig de apparatuur niet met directe waterstralen
of hogedrukreinigers.
GESATINEERDE ROESTVRIJSTALEN OPPERVLAKKEN
Maak de oppervlakken schoon met een doek of
een lap bevochtigd met water en normale, niet-
schurende reinigingsmiddelen. Wrijf met de doek
in de richting van de satinering. Spoel regelmatig af
en maak vervolgens zorgvuldig droog.
Gebruik geen metalen schuursponsjes of andere
ijzeren voorwerpen.
Gebruik geen chemische producten die chloor
bevatten.
Gebruik geen scherpe voorwerpen die krassen in
de oppervlakken kunnen achterlaten.
REINIGING VAN HET GLAS
Het glas van de deur kan aan de buitenkant en aan
de binnenkant worden schoongemaakt.
Daarom moet de pal die het glas aan de
binnenkant vastzet worden gedraaid. Nu kan het
geopende glas worden schoongemaakt met een
geschikt reinigingsmiddel.
Gebruik geen bijtende en schurende producten.
sluit het glas op correcte wijze en zet het vast door
aan de specifieke pal te draaien.
ONDERHOUDSAANWIJZINGEN
V.
14. MEDEDELINGEN
ONDERHOUDSPERSONEEL
DE FABRIKANT AANVAARDT GEEN
AANSPRAKELIJKHEID
WEGENS DE NIET-NALEVING VAN DE
ONDERSTAANDE PLICHTEN.
externe,
gesatineerde
VOOR
HET
VOOR
SCHADE
Het model van de apparatuur identificeren. Op de
verpakking en op het typeplaatje van de
apparatuur is het model aangegeven.
Installeer de apparatuur uitsluitend in voldoende
geventileerde ruimten.
Sluit
de
ventilatieopeningen
afvoeropeningen van de apparatuur niet af.
Maak de componenten van de apparatuur niet
onklaar.
De onderhoud en het ombouwen naar een ander
gastype van de apparatuur dienen te worden
verricht door gekwalificeerd en door de fabrikant
erkend personeel, conform de toepasselijke
veiligheidsnormen en de aanwijzingen van deze
handleiding.
15. AANPASSING OP EEN ANDER GASTYPE
Zie het hoofdstuk " Installatieaanwijzingen ".
16. INBEDRIJFSTELLING
Zie het hoofdstuk " Installatieaanwijzingen ".
17. STORINGEN OPLOSSEN
OVEN
DE OVEN START NIET.
Controleer of de omnipolaire schakelaar gesloten is
-
en of netspanning aanwezig is.
controleer of de gaskraan voor het apparaat
-
geopend is.
- Verifieer of de zekeringen van de oven heel zijn.
Verzeker u ervan dat de deur van de oven is
-
gesloten.
Verifieer of de parameters van de bereidingscyclus
-
correct zijn ingesteld.
- Nagaan of de oven geen storing vertoont.
DE
VENTILATOR
FUNCTIONERING TOT STILSTAND.
Schakel de oven uit en wacht tot de thermische
-
beveiliging van de motor automatisch wordt
hersteld.
- Nagaan of de koelopeningen niet zijn afgesloten.
61
en
de
KOMT
TIJDENS
DE