voorafgaande controle van de verantwoordelijke van de uitrusting;
• Zuren, oliën en brandstof die in contact komen met de ankerlijn
tasten de weerstand ervan aan. De polyamide vezels van de
ankerlijn worden op dat moment door deze producten bescha-
digd. De beschadiging van de vezels die hieruit voortvloeit, is
dus niet altijd zichtbaar met het bloot oog;
• Vermijd onnodige blootstelling van de ankerlijn aan de zon,
bewaar op een schaduwrijke plaats en beschermd tegen vocht;
• Vermijd wrijvingen van de ankerlijn tegen scherpe kanten of
schurende oppervlakken.
• Berg de veiligheidssteun op in een tas voor de bescherming en
het transport ervan. TRACTEL® levert een aan de levenslijn
tempo™ 3 aangepaste tas.
• De spanner vereist geen enkel bijzonder onderhoud. Een reini-
ging met zeepwater is echter aan te raden.
• Het jaarlijks onderhoud en de herstellingen dienen door TRAC-
TEL®, door een erkend reparateur of door een competent per-
soon, bevoegd erkend en aangewezen door het bedrijfshoofd,
NL
uitgevoerd te worden.
Contra-indicaties bij gebruik
Het is verboden:
• de levenslijn tempo™ 3 te gebruiken buiten het kader van een
valbeveiligingssysteem,
• de levenslijn tempo™ 3 te gebruiken als ophangmiddel van de
gebruiker of van een andere last,
• de levenslijn tempo™ 3 te gebruiken als deze slecht of niet
opgespannen is of als de installatiehoek op het horizontaal vlak
groter is dan 15° (fig 5).
• de spanner van de tempo™ 3 om te draaien; de pijl moet altijd
in de richting van de opgespannen veiligheidssteun wijzen die
op het uiteinde door de connector bevestigd is,
• een levenslijn te gebruiken die een val gestopt heeft, zonder
dat dit toestel gecontroleerd en getest werd na de val door de
fabrikant of door een door de fabrikant erkend reparateur,
• een andere veiligheidssteun te gebruiken dan deze die compa-
tibel is met de spanner tempo™ 3,
• een veiligheidssteun te gebruiken die gebreken, knopen of
zichtbare tekens van beschadiging vertoont,
• een toestel te gebruiken gedurende een langere periode dan
twaalf maanden zonder dat dit toestel door de fabrikant of door
een door de fabrikant erkend reparateur werd gecontroleerd.
• een andere spanner dan de spanner tempo™ 3 te gebruiken
dan deze die door Tractel® gecertificeerd werd,
• de levenslijn te gebruiken over een lengte van meer dan 18 m
tussen de verankerpunten (fig 4),
• een levenslijn te gebruiken als de valhoogte onvoldoende is,
Zie tabel 2 (normaal gebruik na een val) en 1 (beperkt gebruik).
Zie § "definitie",
• een levenslijn te gebruiken als de verankerpunten een onvol-
doende weerstand bieden of als dit vermoed wordt,
• een levenslijn te gebruiken als minstens één van de twee
verankerpunten beschadigd is,
• een levenslijn te gebruiken als, tijdens de val, de gebruiker(s)
een obstakel kunnen raken,
• een levenslijn te gebruiken als de gebruiker(s) deze handlei-
ding niet gelezen en begrepen hebben,
• een levenslijn te gebruiken bij temperaturen van meer dan
+50°C en minder dan -40°C of in een agressieve, chemische
omgeving,
• twee levenslijnen zonder intermediair verankerpunt met elkaar
te verbinden, 4),
• een connector uit lichtmetaallegering te gebruiken als mobiel
verankerpunt,
18
• een abrasieve connector te gebruiken als mobiel verankerpunt,
• een levenslijn te gebruiken dat op het niveau van de voeten van
de gebruiker geplaatst is (fig 5),
• een levenslijn tempo™ 3 te gebruiken zonder te overwegen
waarop een eventuele reddingsoperatie in alle veiligheid en op
een doeltreffende manier uitgevoerd kan worden.
Gekoppelde uitrustingen
De levenslijn tempo™ 3 is een onderdeel van een horizontaal
valbeveiligingssysteem dat conform de norm EN 363 moet zijn
en de volgende elementen moet bevatten:
• 1) twee verankerinrichtingen conform de norm EN 795,
• 2) een levenslijn tempo™ 3 conform de norm EN 795, klasse B,
• 3) een eerste connector te gebruiken als mobiel verankerpunt
conform de norm EN 362,
• 4) een valbeveiliging conform de norm EN 353.2 / EN 355 / EN
360,
• 5) Een riem conform de norm EN354 (beperkt gebruik dat geen
valrisico toelaat) tabel N°20,
• 6) een valbeveiliging conform de norm EN 361
Alle andere combinaties zijn verboden.
OPGELET
Een valbeveiliging EN 361 is de enige uitrusting ter beveili-
ging van het lichaam dat gebruikt mag worden in een valbe-
veiligingssysteem.
In alle gevallen van gebruik, is het verplicht de pijl van de
levenslijn tempo™ 3 te cumuleren in functie van de lengte en
van het aantal gebruikers (tabel 1 en 2) en in functie van de
maximale valafstand die door de fabrikant van de gebruikte
valbeveiliging aanbevolen wordt.
Conform de Europese voorschriften hebben alle gecombineerde
samenstellende onderdelen, onderstaand genummerd van 1) tot
6) en door Tractel® gecommercialiseerd, een typische EG-mar-
kering gekregen na typisch EG-onderzoek en maken onderwerp
uit van een gecontroleerde follow-up van de fabricatie.
Conformiteit van de uitrusting
Bij deze verklaart de firma TRACTEL® S.A.S. RN 19 – Saint
Hilaire sous Romilly – F-10102 Romily sur Seine, Frankrijk dat de
in deze handleiding beschreven uitrusting :
• Conform de voorschriften van de Europese Richtlijn
89/686/CEE van december 1989 zijn,
• Identiek zijn aan de PB's die beschikken over bewijzen van
standaardonderzoeken, afgeleverd door het Apave SUDEU-
ROPE "CE0082", B.P. 193, 13322 Marseille cedex 16 en getest
volgens de norm EN 795, klasse B,
• Anderworpen zijn aan de procedure van het artikel 11B van de
richtlijn 89/686/EEG, onder controle van het genotificeerd orga-
nisme: TUV Rheinland Product Safety GmbH – Am Grauen
Stein D – 51105 Keulen.
Elk bedrijf dat een persoonlijk beschermingsmiddel tegen hoog-
tevallen aan werknemend personeel of gelijkwaardig geachte
medewerkers toevertrouwt, dient de arbeidsreglementering toe
te passen. Binnen de Europese Gemeenschap moeten deze
toestellen onderwerp uitmaken van een periodieke controle,
conform de richtlijn 89/656/EEG van 30/11/89 (minstens jaarlijks
door TRACTEL® S.A.S of door een door TRACTEL® S.A.S.
erkend reparateur).