Patiëntcircuits
(algemeen)
Luchtbevochtiger
Hoogte en
temperatuurbereik
Andere veiligheids-
kennisgevingen
Aanvullende
bewaking
(optioneel)
Afstandsalarmen
Alarmen beademingsapparatuur
Het gedeelte Alarmen beademingsapparatuur in deze toevoeging vervangt de informatie over alarmen bij 'Alarmen
beademingsapparatuur' in hoofdstuk 3 van de Trilogy-handleiding. In dit gedeelte worden alle patiëntalarmen,
systeemalarmen en informatieberichten beschreven.
Opmerking: Alarminstellingen worden automatisch hersteld nadat de stroom 30 seconden of langer is onderbroken.
Patiëntalarmen
Alarm Controleer het circuit
Dit betreft een alarm met hoge prioriteit. Het treedt op wanneer het apparaat een probleem met het patiëntcircuit
detecteert, zoals een afgeknepen of losgeraakte slang, watercondens in de proximale druklijnen of problemen met het
actieve uitademingshulpmiddel.
Alarm Geringe circuitlekkage
Dit betreft een alarm met hoge prioriteit dat alleen optreedt in het passieve circuit. Het treedt op wanneer het apparaat
een probleem met het lekkageapparaat in het passieve circuit detecteert.
Opmerking: Tijdens behandeling met de vernevelaar bij een passief circuit wordt de gevoeligheid van het alarm Geringe circuitlekkage
gedurende 20 minuten aangepast om hinderlijke alarmen zo veel mogelijk te vermijden. Het alarm Geringe circuitlekkage waarschuwt de
gebruiker nog steeds voor mogelijke gevaren, zoals een geblokkeerde uitademingspoort, maar het aantal alarmen zal aanzienlijk kleiner zijn.
Alarm Hoge uitademingsdruk
Dit betreft een alarm met hoge prioriteit. Het treedt op wanneer de geleverde druk tijdens de uitademingsfase
5 cm H
O groter wordt dan de beoogde patiëntdruk. Dit kan het gevolg zijn van een afgeknepen slang of van een hoge
2
ademhalingssnelheid van de patiënt. Het apparaat blijft werken. Het alarm stopt automatisch zodra de geleverde druk
tijdens de uitademingsfase binnen 5 cm H
Het systeem van het beademingsapparaat (gebruikt in combinatie met accessoires voor het
patiëntcircuit, zoals interfaceapparaten voor patiënten, luchtbevochtigers, waterzakken en
circuitslangen) kan kleine onderdelen bevatten die verstikkingsgevaar kunnen opleveren.
Als een luchtbevochtiger wordt gebruikt, die is uitgerust met verwarmde ademhalingsslangen,
dient u ervoor te zorgen dat deze voldoet aan ISO 8185 of ISO 80601-2-74.
Gebruik het beademingsapparaat niet op een hoogte boven de maximale gebruikshoogte of
bij een temperatuur buiten het aangeduide temperatuurbereik. Als u het beademingsapparaat
gebruikt boven deze hoogte of buiten dit temperatuurbereik, werkt het beademingsapparaat
mogelijk minder goed, waardoor de patiënt zou kunnen overlijden.
Gebruik het beademingsapparaat niet in een hyperbare kamer.
Gebruik het beademingsapparaat niet in de aanwezigheid van stikstofoxide.
Gebruik het beademingsapparaat niet met helium of in de aanwezigheid van mengsels met helium.
Leid alle kabels zodanig dat letsel (bijv. door struikelen, wurging enz.) bij de patiënt en
zorgverlener wordt voorkomen.
Om te zorgen voor nauwkeurige toediening van zuurstof en om de aanwezigheid
van verontreiniging (verkeerd gas aangesloten) te bewaken, gebruikt u een externe
zuurstofmonitor die voldoet aan ISO 80601-2-61 waarmee u de zuurstofconcentratie in het
toegediende gas kunt controleren.
Als het beademingsapparaat wordt gebruikt voor niet-invasieve beademing, moet de uitgeademde
concentratie koolstofdioxide conform ISO 80601-2-55 worden gemeten via CO
Het afstandsalarm dient elke dag en na elke aansluiting te worden getest.
O van de beoogde patiëntdruk komt.
2
-bewaking.
2