vermeld. Laad de accu tot deze volledig is opgeladen. Laad
niet op met een vermogen van meer dan 10 ampère.
Afstellen stoel en rijsnelheidshendel
De stoel en de snelheidshendels moeten worden afgesteld
zodat de snelheids hendels het gehele bewegingsbereik kunnen
bestrijken zonder in contact te komen met de benen van de
bestuurder.
De positie van de bestuurdersstoel aanpassen
1. Til de stoel op.
2. Maak de bevestigingsmiddelen (A of B, afbeelding 18,
afhankelijk van het type stoel) onder de basis van de stoel
los.
3. Schuif de stoel naar voren of naar achteren tot de gewenste
positie.
4. Draai de bevestigingsmiddelen vast met 9 Nm (80 lb-ft).
Afstelling van de rijsnelheidshendel
1. Maak de bevestigingsmiddelen van de snelheidshendels
(A, afbeelding 19) los om de hendels naar voren of naar
achteren.
2. Verwijder de bevestigingsmiddelen om de hendels te
verhogen of te verlagen.
3. Zorg er altijd voor dat beide hendels worden afgesteld zodat
ze altijd in lijn blijven (B, afbeelding 19).
4. Na het voltooien van de afstelling draait u de
bevestigingsmiddelen vast met 18 Nm (13 lb-ft).
Afstelling van de snelheid (spoor)
Als de zitmaaier naar links of naar rechts uitzwaait als de
rijsnelheidshendels in de maximaal voorwaartse stand staan,
kan de topsnelheid van elk van deze hendels worden afgesteld.
Stel alleen de snelheid af van het wiel dat sneller rijdt.
1. Draai de knop (A, afbeelding 20) van het snelste wiel telkens
een halve slag (rechtsom) verder aan tot de zitmaaier
rechtuitrijdt (spoort).
WAARSCHUWING
Gevaar van onveilig gebruik
Stel de zitmaaier NOOIT af voor een hogere snelheid vooruit
of achteruit dan waar deze voor ontworpen is.
De olie verversen
Gebruikte olie is een gevaarlijk afvalproduct en moet op de
juiste manier worden afgevoerd. Voer het niet met het
huishoudelijk afval af. Raadpleeg de plaatselijke autoriteiten,
het service centrum of uw dealer voor veilige
afvoer-/recyclingbedrijven.
166
De olie aftappen
1. Ontkoppel de bougiekabel terwijl de motor is uitgeschakeld,
maar nog wel warm is (A, afbeelding 21) en houd deze uit
de buurt van de bougie.
2. Verwijder de peilstok (B, afbeelding 21).
Standaard olieaftapplug
1. Verwijder de olieaftapplug (C, afbeelding 21). Laat de olie
in een goedgekeurde bak stromen.
2. Draai de olieaftapplug weer vast nadat de olie is afgetapt.
Optionele snelle olieaftap
1. Neem de olieaftapslang los (H, afbeelding 22) van de zijkant
van de motor.
2. Draai de dop van de olieafvoerslang los en neem deze af
(I, afbeelding 22). Laat de olieafvoerslang (H) langzaam
zakken in een goedgekeurde bak (J).
3. Draai de olieaftapplug weer vast nadat de olie is afgetapt.
Maak de olieaftapslang weer aan de zijkant van de motor
vast.
Het oliefilter vervangen
Voor vervangingsintervallen, zie het Onderhoudsschema.
1. Tap de olie af. Zie de sectie De olie aftappen .
2. Verwijder het oliefilter (K, afbeelding 23) en gooi deze op
de juiste manier weg.
3. Smeer de olie filterpakking lichtjes met verse, schone olie
in voordat u het nieuwe oliefilter plaatst.
4. Installeer het oliefilter met de hand totdat de pakking contact
maakt met de olie filteradapter en draai het oliefilter dan
een 1/2 of 3/4 slag vast.
5. Vul olie bij. Zie de sectie Bediening - Oliepeil controleren .
6. Start de motor en laat deze draaien. Controleer op
olielekkage als de motor eenmaal is opgewarmd.
7. Stop de motor en controleer het oliepeil opnieuw.
Luchtfilter onderhouden
WAARSCHUWING
Gevaar van brand en explosie
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ontvlambaar en
explosief.
Brand of explosie kan ernstige brandwonden of dodelijk letsel
veroorzaken.
• Nooit de motor starten of laten draaien zonder de
luchtfiltereenheid of het luchtfilter.
OPGEPAST
Reinig het filter niet met perslucht of oplosmiddelen. Perslucht
kan het filter beschadigen en oplosmiddelen kunnen het filter
oplossen.