HASE Bikes TRIX Mode D'emploi page 30

TRIX
Réglage du parallélisme
Pour une meilleure stabilité en courbe, les roues arrière sont
inclinées (carrossage négatif). Le cadre n'étant pas parallèle
au sol, le parallélisme varie en cas de modification importante
de la longueur de cadre. Les roues n'étant plus parallèles à la
trajectoire, les frottements entre les roues et le revêtement
augmentent, occasionnant une perte de rendement et une usure
des pneus accrues.
Le Trix sans réglage rapide du cadre a été réglé en usine à la taille
du cycliste indiquée. Les Trix pourvus d'un réglage rapide sont
préréglés pour 1,75 m.
Le parallélisme n'a besoin d'un nouveau réglage que si vous faites
varier de plus de 20 cm la longueur du cadre, que vous échangez
la bôme contre une bôme surbaissée ou que vous montez une
roue avant d'un diamètre différent. Pour procéder à ce réglage,
vous avez besoin d'un mètre pliant, d'un crayon, d'un outil fin tel
que par ex. un rayon de vélo et d'une clé plate de 17 mm.
1. Mettez le Trix sur un sol sans déclivité et bloquez-le de sorte
qu'il ne roule pas tout seul. (voir p. 15, « Sécurisation du Trix
par frein de stationnement »)
2. Mesurez la hauteur entre le sol et le centre de la vis de fixation
de la roue, et notez cette valeur.
3. Reportez au crayon la hauteur ainsi mesurée sur la jante, à
droite et à gauche de l'axe, sur les deux roues arrière.
4. Placez à la hauteur ainsi repérée un mètre pliant entre les
deux roues, au niveau des repères tracés à l'arrière, et
mesurez la distance L1 séparant deux écrous orientés vers
l'intérieur. Notez la valeur mesurée.
5. Répétez cette mesure, cette fois au niveau des repères tracés
à l'avant des deux roues, et notez la valeur L2.
6. Comparez les deux valeurs mesurées. Si la différence entre
les deux valeurs excède 5 mm, un réglage du parallélisme
est nécessaire ; il faut pour cela resserrer ou écarter la partie
arrière du cadre en agissant sur les tiges de réglage du
parallélisme.
28
TRIX 04/21
Annexe pour revendeurs
Wielspoor instellen
Voor meer stabiliteit in de bochten staan de wielen een beetje
schuin (negatief camber). Omdat het frame niet parallel aan de
weg loopt, verandert de uitlijning als de lengte van het frame
aanzienlijk wordt gewijzigd. De wielen staan dan niet meer
parallel aan het rijspoor, waardoor er meer wrijving ontstaat
tussen de wielen en de weg, en de rijweerstand en bandenslijtage
toenemen.
De Trix zonder snelversteller is in de fabriek afgesteld op de
opgegeven maten van de bestuurder. De Trix met snelversteller
is afgesteld op een lichaamslengte van 165 cm.
De wieluitlijning hoeft alleen te worden aangepast als u: het
frame met meer dan 20 cm inkort of verlengt, het voorframe
vervangt door een verlaagde versie of een voorwiel met een
andere afmeting gebruikt. Voor deze afstelling hebt u een
duimstok nodig, een potlood, een dun stuk gereedschap, b.v. een
spaak en een 17 mm steeksleutel.
1. Plaats de Trix op een vlakke ondergrond en zet hem vast om
te voorkomen dat hij wegrolt. (zie pag. 15 "Trix beveiligen
tegen wegrollen")
2. Meet de hoogte vanaf het wegdek tot het midden van de
wielbevestigingsschroeven en noteer deze waarde.
3. Markeer de gemeten hoogte met een potlood links op de
velgen en rechts op de wielbevestigingsschroeven van beide
L2
wielen.
4. Schuif een duimstok op de gemarkeerde hoogte tussen de
twee wielen bij de achterste markering en meet de afstand L1
tussen de naar binnen wijzende spaaknippels. Noteer deze
L1
waarde.
5. Herhaal de meting bij de voorste markering van de wielen en
noteer de waarde L2.
6. Vergelijk de twee waarden met elkaar. Als de waarden meer
dan 5 mm verschillen, moet het wielspoor worden bijgesteld
door het achterste deel van het frame met behulp van de
spoorstangen in of uit elkaar te drukken.
/ Bijlage voor dealers
AA ( 1 : 5 )
www.hasebikes.com