Ad
K=70
9500
131
9000
124
8500
117
8000
110
7500
103
7000
96
6500
89
6000
81
5500
74
5000
67
4500
60
4000
53
3500
46
3000
39
2500
31
2000
24
1500
17
1000
10
K=70
K=80
794
695
10.3 - TOEVOEGEN OF VERWIJDEREN VAN INRICHTINGEN
Aan een automatisering die aangedreven wordt met WS200S kan op elk
gewenst moment een inrichting worden toegevoegd of verwijderd.
Let op! – Voeg geen inrichtingen toe voordat u heeft nagegaan of
ze perfect compatibel zijn met WS200S; raadpleeg voor verdere
informatie de assistentiedienst van Nice.
10.3.1 - ECSBus
ECSBus is een systeem waarbij het mogelijk is ECSBus-inrichtingen
met twee slechts geleiders aan te sluiten, waarover zowel de elektrische
stroom als de communicatiesignalen lopen. Alle inrichtingen worden
parallel aangesloten op dezelfde 2 geleiders van ECSBus; elke inrichting
wordt afzonderlijk herkend omdat tijdens de installering ervan een een-
duidig adres wordt toegekend.
Na een passende herkenningsfase herkent de besturingseenheid alle
aangesloten inrichtingen een voor een, en is zij in staat alle mogelijke
storingen met de grootste veiligheid waar te nemen. Steeds wanneer een
aan ECSBus gekoppelde inrichting wordt toegevoegd of verwijderd, dient
daarom een herkenningsprocedure in de besturingseenheid uitgevoerd
te worden: zie paragraaf "10.3.3 Herkennen van andere inrichtingen".
10.3.2 - Ingang STOP
STOP is de ingang die de onmiddellijke onderbreking van de manoeuvre
veroorzaakt (met een korte omkering). Aan deze ingang kunnen zowel
inrichtingen met een uitgang met normaal geopende contacten "NO"
(zoals bijvoorbeeld de keuzeschakelaar KS100) worden aangesloten,
maar ook inrichtingen met normaal gesloten contacten "NC" of inrich-
tingen met een uitgang met constante weerstand 8,2kΩ, bijvoorbeeld
contactlijsten.
Door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de ingang STOP
meer dan één inrichting aansluiten, ook al zijn die niet van het hetzelfde
type; zie Tabel 7.
NO
NO
Parallel geschakeld (opmerking 1)
(opmerking 2)
NC
(opmerking 1)
8,2 kΩ Parallel geschakeld Seriegeschakeld
Opmerking 1. De combinatie van NO en NC is mogelijk door de 2 con-
tacten parallel te schakelen en met het NC contact serieel een weerstand
van 8,2kΩ te verbinden (ook de combinatie van 3 inrichtingen is dus
mogelijk: NO, NC en 8,2kΩ).
Opmerking 2. Er kunnen meerdere NO inrichtingen parallel op elkaar
18 – Nederlands
TABEL A - Maximumaantal cycli per dag
K=80
K=90
K=100
115
102
92
109
97
87
103
91
82
96
86
77
90
80
72
84
74
67
78
69
62
71
63
57
65
58
52
59
52
47
53
47
42
46
41
37
40
36
32
34
30
27
28
24
22
21
19
17
15
13
12
9
8
7
TABEL B - Max. aantal cycli met één oplading van de accumulator
K=90
K=100
K=110
618
556
TABEL 7
1 e inrichting type:
NC
8,2 KΩ
Parallel
geschakeld
Seriegeschakeld
Seriegeschakeld
(opmerking 3)
(opmerking 4)
K=110
K=120
84
77
79
73
75
68
70
64
65
60
61
56
56
52
52
48
47
43
43
39
38
35
34
31
29
27
25
23
20
18
15
14
11
10
6
6
K=120
K=130
505
463
428
aangesloten worden zonder beperking van het aantal daarvan.
Opmerking 3. Er kunnen meerdere NC inrichtingen serieel op elkaar
aangesloten worden zonder beperking van het aantal daarvan.
Opmerking 4. Er kunnen maar 2 inrichtingen met een uitgang met con-
stante weerstand van 8,2 kΩ parallel geschakeld worden; eventueel
kunnen er meer inrichtingen via een "cascadeschakeling" op één enkele
eindweerstand van 8,2 kΩ aangesloten worden.
Let op! – indien de ingang STOP gebruikt wordt om inrichtingen
met een veiligheidsfunctie aan te sluiten, garanderen alleen die
inrichtingen die een uitgang met een constante weerstand van 8,2
kΩ hebben, de veiligheidscategorie 3 tegen storingen.
Net als bij ECSBus herkent de besturingseenheid het soort inrichting dat
tijdens de herkenningsfase op de ingang STOP is aangesloten; daarna
wordt er een STOP veroorzaakt indien er zich een wijziging ten opzichte
van de herkende staat voordoet.
10.3.3 - Herkennen van andere inrichtingen
Normaal gesproken wordt de procedure voor het herkennen van inrich-
tingen die op ECSBus en de ingang STOP zijn aangesloten, uitgevoerd
tijdens de installatiefase; als er inrichtingen worden toegevoegd of ver-
wijderd, is het echter mogelijk om de herkenning opnieuw uit te voeren,
als volgt:
01. Druk de toets P2 (afb. 34 ) op de besturingseenheid tenminste drie
seconden lang in en laat de toets vervolgens los.
02. Wacht enkele seconden tot de besturingseenheid het herkennen van
de inrichtingen voltooit.
03. Aan het einde van de herkenning moet led P2 (afb. 35) uitgaan. Als
de led P2 knippert, wil dat zeggen dat er een fout is opgetreden: zie
paragraaf 10.5 "Oplossen van problemen".
04. Nadat er inrichtingen toegevoegd of verwijderd zijn, is moet beslist
de eindtest van de automatisering opnieuw worden uitgevoerd, in
overeenstemming met de aanwijzingen van paragraaf "8.1 Eindtest".
35
10.3.4 - Toevoeging van optionele fotocellen
Het is op elk moment mogelijk meer fotocellen te installeren, afgezien van
K=130
K=140
K=150
71
66
61
67
62
58
63
59
55
59
55
51
55
51
48
52
48
45
48
44
41
44
41
38
40
37
35
36
34
31
32
30
28
28
26
25
25
23
21
21
19
18
17
16
15
13
12
11
9
9
8
5
5
Ontraden gebruiksgebied
K=140
K=150
397
371
P1
P2
Led P1
LP1
Led P2
LP2
Led P3
LP3
K=160
58
54
51
48
45
42
39
36
33
29
26
23
20
17
14
11
8
K=160
348
P3