6.2
Regelingstypen
H
H
max
H
s
s
H
min
Fig. 10: Regeling p-c
H
H
max
H
s
½ H
s
H
min
Fig. 11: Regeling p-v
H
n
max
H
s
s
n
min
Fig. 12: Regelbedrijf
Fig. 13: Voorbeeld, toepassing
PID-controle
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-VeroLine IP-E, Wilo-VeroTwin DP-E
De volgende regelingstypen kunnen worden geselecteerd:
p-c:
De elektronica houdt de door de pomp opgewekte verschildruk bin-
nen het toegestane debietbereik constant op het ingestelde verschil-
druksetpoint H
Q = debiet
H = verschildruk (min/max)
H
= verschildruksetpoint
S
Q
AANWIJZING
Voor meer informatie over het instellen van het regelingstype en de
bijbehorende parameters zie hoofdstuk 8 "Bediening" op pagina 158
en hoofdstuk 9.4 "Instelling van het regelingstype" op pagina 174.
p-v:
De elektronica verandert het door de pomp aan te houden verschil-
druksetpoint lineair tussen de opvoerhoogte H
druksetpoint H
Q = debiet
H = verschildruk (min/max)
Q
H
= verschildruksetpoint
S
AANWIJZING
Voor meer informatie over het instellen van het regelingstype en de
bijbehorende parameters zie hoofdstuk 8 "Bediening" op pagina 158
en hoofdstuk 9.4 "Instelling van het regelingstype" op pagina 174.
Regelbedrijf:
Het toerental van de pomp kan op een constant toerental tussen n
en n
worden gehouden (fig. 12). De bedrijfssituatie "Regelbedrijf"
max
deactiveert alle overige regelingstypen.
PID-controle:
Indien de hierboven genoemde standaard regelingstypen niet toege-
Q
past kunnen worden - bijv. bij een Y-buisinstallatie of in het alge-
meen wanneer de regelaar niet direct op de pomp is aangesloten
(fig. 13) - staat de functie PID-controle (Proportional Integral Diffe-
rential-regeling) ter beschikking.
Door de afzonderlijke regelingsaandelen gunstig te combineren kan
voor de gebruiker een snel reagerende, continue regeling zonder een
blijvende setpointafwijking worden gerealiseerd.
Het uitgangsignaal van de geselecteerde sensor kan elke willekeurige
tussenwaarde hebben. De actuele waarde die steeds wordt bereikt
(sensorsignaal), wordt op de statuspagina van het menu in procenten
weergegeven (100 % = maximaal meetbereik van de sensor).
AANWIJZING
De weergegeven procentuele waarde komt hierbij slechts indirect
overeen met de actuele opvoerhoogte van de pomp (en). Zo kan
de maximale opvoerhoogte bijvoorbeeld al bij een sensorsignaal
< 100 % worden bereikt.
Voor meer informatie over het instellen van het regelingstype en de
bijbehorende parameters zie hoofdstuk 8 "Bediening" op pagina 158
en hoofdstuk 9.4 "Instelling van het regelingstype" op pagina 174.
tot aan de maximale karakteristiek (fig. 10).
s
neemt overeenkomstig het debiet af of toe (fig. 11).
s
Nederlands
en ½ H
. Het verschil-
s
s
min
147