Beschrijving gereedschap
Draaimomentsleutel (bereik is 5-6 Nm, voor
Tx25)
Draaimomentsleutel (bereik is 4-5 Nm, voor
steeksleutel SW29)
Boormachine met boortje van 8 mm
Hamer
Meetlint
Waterpas
Stripgereedschap
Installatiemeter
EV-simulator met draaiveldindicatie
Ronde vijl
Combinatietang
8
Installatie en elektrische aansluiting
GEVAAR
Neem de in hoofdstuk 2, "Veiligheid" op pagina 221 ge-
noemde veiligheidsaanwijzingen in acht.
Voor toegang tot andere documenten, gebruikt u een
van de volgende opties:
– The Webasto Dealer Portal (https://
dealers.webasto.com)
– The Webasto Service-app
Om de toepassing in de Apple App Store te downloa-
den, surft u naar https://apps.apple.com/ of scant u
de volgende QR-code.
Om de toepassing in de Google Play Store te downlo-
aden, surft u naar https://play.google.com/ of scant
u de volgende QR-code.
OI II Webasto Pure
Aantal
1
1
1
Voor toegang tot de Webasto Service-app en de techni-
sche online-documentatie van Webasto, scant u de QA-
1
code of de streepjescode op uw Webasto-productverpak-
1
king.
1
Onze bedieningsinstructies zijn ook beschikbaar op onze
website op www.webasto-charging.com/default/
1
documentation. Alle talen zijn te vinden in het downlo-
1
adportaal op onze website.
1
AANWIJZING
Het Webasto Pure veiligheidsconcept is gebaseerd op een
1
aardingssysteem dat altijd bij de installatie door een elek-
1
tricien gewaarborgd moet zijn.
8.1
Eisen aan het installatiegebied
Bij de keuze van de installatielocatie van de Webasto Pu-
re moet rekening worden gehouden met de volgende
punten:
– Bij de installatie moet de onderkant van de bijgevoeg-
de montagesjabloon een minimale afstand van 90 cm
tot de bodem hebben. (zie Afb. 14)
– Als er meerdere laadstations naast elkaar worden ge-
monteerd, moet de afstand tussen de afzonderlijke
stations minstens 200 mm bedragen.
– Het montagevlak moet massief en stabiel zijn.
– Het montagevlak moet geheel vlak zijn (max. 1 mm
verschil tussen de afzonderlijke montagepunten).
– Het montagevlak mag geen licht ontvlambare stoffen
bevatten.
– Een zo kort mogelijke kabelverbinding van het laadsta-
tion naar het voertuig.
– Geen risico is dat de laadkabel wordt overreden.
– Mogelijke elektrische aansluitingen van infrastructuur.
– Geen belemmering van voetpaden en vluchtwegen.
– Voor een optimale en storingsvrije werking adviseren
we een installatielocatie zonder direct zonlicht.
– De gebruikelijke parkeerpositie van het voertuig onder
inachtneming van de laadstekkerpositie van het voer-
tuig.
– Inachtneming van lokale bouw- en brandbeveiligings-
voorschriften.
AANWIJZING
De montageafstand tussen de onderkant van het laadsta-
tion en de grond moet minstens 0,9 m bedragen.
8.2
Criteria voor de elektrische aansluiting
De in de fabriek geparametreerde, maximale laadstroom
is vermeld op het typeplaatje van het laadstation. Met
DIP-schakelaars kan de maximale laadstroom worden
aangepast aan de waarde van de ingebouwde beveili-
gingsschakelaar.
AANWIJZING
De stroomwaarden van de gekozen beveiligingsinrichtin-
gen mogen in geen geval lager zijn dan de op het type-
plaatje van het laadstation vermelde of met de DIP-scha-
kelaar ingestelde stroomwaarde.
Zie hoofdstuk 8.6 Instelling DIP-schakelaars.
Vóór aanvang van de aansluitwerkzaamheden moet een
elektricien de voorwaarden voor de installatie van het
laadstation controleren.
Neem ook de nationale regelgeving van de autoriteiten
en netbeheerders in acht, bijvoorbeeld de meldplicht bij
installatie van een laadstation.
AANWIJZING
In enkele landen is het 1-fasige laden op een gedefinieer-
de stroomsterkte begrensd. We verzoeken u de lokale
aansluitomstandigheden in acht te nemen.
De hierna genoemde beveiligingsinrichtingen moeten
dusdanig zijn ontworpen dat het laadstation in geval van
een fout met alle polen wordt losgekoppeld van het elek-
triciteitsnet. Bij de keuze van de beveiligingsinrichtingen
zijn de nationale installatievoorschriften en normen van
toepassing.
NL
225