3.1.3 Simkaartslot voor modem
Als een wisseling van gsm-provider nodig is, kan de sim-
kaart er bij het simkaartslot uit worden gehaald (pull out,
geen automatische uitwerping door een veer) en kan
een alternatieve simkaart worden geplaatst. Voorwaar-
den voor het plaatsen van een simkaart:
– Vormfactor 3FF (micro-sim)
– Service M2M zonder PIN, provider vrijgeschakeld
3.1.4 LAN
Aansluiting van het laadstation op de netwerkinfrastruc-
tuur op de plaats van opstelling. Via deze aansluiting kan
het laadstation geconfigureerd en bestuurd worden
(voorwaarde: verbinding met de backend of met het lo-
kale power-management-systeem). Een netwerkkabel
van de categorie 5e of hoger wordt aanbevolen.
3.1.5 USB type B
Aansluiting in de slave-modus voor de USB-verbinding
met een computer voor de configuratie. Bij aansluiting
op een computer functioneert deze USB-aansluiting als
een netwerkinterface, waarmee de webconfiguratie-in-
terface kan worden opgeroepen
(zie online configuratiehandleiding: https://webasto-
charging.com/documentation).
3.1.6 WLAN
Na de volledige startprocedure van het laadstation be-
staat de mogelijkheid om een WLAN-compatibele com-
puter of mobiel apparaat met de hotspot van het laad-
station te verbinden (zie online configuratiehandleiding:
https://webasto-charging.com/documentation)
Via de dan tot stand gebrachte verbinding kan alleen de
configuratie-interface worden opgeroepen.
3.1.7 Besturingsleiding (Control Pilot)
Zie daarvoor ook Afb. 3
Legenda
Modbus
Aansluiting CP (push-in-klem)
In de laadkabel bevindt zich naast de energieleidingen
ook een dataleiding die als CP (Control Pilot)-leiding
wordt aangeduid. Deze leiding (zwart-wit) wordt op de
5110326B OI II Webasto Live Multilanguage
aansluiting CP
in de push-in-klem geplaatst. Het be-
treft de montage van de originele laadkabel en ook de
vervanging van de laadkabel.
3.2
Aansluitbeschrijving energie-interfaces
Zie daarvoor ook Afb. 4
De aansluitingen van het netsnoer zijn aangeduid met
"IN". De 5 aansluitklemmen links hebben de opdruk L1/
L2/L3/N/PE
De aansluitingen van de laadkabel zijn aangeduid met
"OUT". De 5 aansluitklemmen rechts hebben de opdruk
PE/N/L1/L2/L3
AANWIJZING
Voor het losmaken van de energieaansluitingen
gebruikt u een geïsoleerde platte schroeven-
draaier en steekt u deze in de daarvoor bestem-
de opening direct boven de push-in-klem.
Alle afmetingen in mm.
4
Leveromvang
Leveromvang
Laadstation
Laadkabel met laadkoppeling
RFID-dongle
Installatieset voor de wandbevestiging:
– Plug (8 x 50 mm, Fischer UX R 8)
– Schroef (6 x 70, T25)
– Schroef (6 x 90, T25)
– Sluitring (12 x 6,4 mm, DIN 125-A2)
– Schroef (3 x 20 mm, T10)
– Wandbevestigingshouder
– Kabelopening, (een is op maat gemaakt)
Installatiekit laadkabel:
– Spiraalknikbescherming
– Kabelbinder
– Kabelklem
– Schroef (6,5 x 25 mm, T25) voor de beves-
tiging van de kabelklem
Bedienings- en installatiehandleiding
5
Benodigde gereedschappen
Beschrijving gereedschap
Sleufschroevendraaier 0,5 x 3,5 mm
Torx-schroevendraaier Tx25
Torx-schroevendraaier Tx10
Draaimomentsleutel (bereik is 5-6 Nm, voor
Tx25)
Draaimomentsleutel (bereik is 4-5 Nm, voor
steeksleutel SW29)
Boormachine met boortje van 8 mm
Hamer
Meetlint
Waterpas
Stripgereedschap
Installatiemeter
EV-simulator met draaiveldindicatie
Ronde vijl
Aantal
Combinatietang
1
6
Installatie en elektrische aansluiting
1
Neem de in hoofdstuk 2 "Veiligheid" genoemde veilig-
2
heidsaanwijzingen in acht.
AANWIJZING
4
Houd u niet alleen aan deze bedienings- en in-
2
stallatiehandleiding, maar ook aan de lokale be-
2
palingen met betrekking tot gebruik, installatie
en milieu.
4
6.1
Eisen aan het installatiegebied
2
Bij de keuze van de installatielocatie van de Webasto Li-
1
ve moet rekening worden gehouden met de volgende
2
punten:
– Bij de installatie moet de onderkant van de bijgevoeg-
1
de montagesjabloon een minimale afstand t.o.v. de
1
bodem hebben. De minimale afstand is vermeld in de
afbeelding onder hoofdstuk 13 "Montage".
1
– Als er meerdere laadstations naast elkaar worden ge-
2
monteerd, moet de afstand tussen de afzonderlijke
stations minstens 200 mm bedragen.
1
– Het montagevlak moet massief en stabiel zijn.
Aantal
1
1
1
NL
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
51