Bekabelde sensor uit RD SET™-serie
Adt-, Pdt-, Inf-, Neo-, en NeoPt-SpO
Uitsluitend voor gebruik bij één patiënt
Voordat u deze sensor gebruikt, moet u eerst de gebruikershandleiding bij het apparaat en deze gebruiksaanwijzing lezen en begrijpen.
INDICATIES
De bekabelde sensor uit de serie RD SET™-wegwerpsensoren is bedoeld voor constante, niet-invasieve bewaking van de functionele zuurstofverzadiging van arteriële
hemoglobine (SpO
) en de hartfrequentie (gemeten met een SpO
2
zonder beweging en voor patiënten met goede of slechte doorbloeding in ziekenhuizen, medische instellingen, onderweg en thuis.
CONTRA-INDICATIES
Allergische reacties op schuimrubberproducten en/of plakband vormen een contra-indicatie voor gebruik van de RD SET bekabelde sensoren.
BESCHRIJVING
De RD SET bekabelde sensoren zijn uitsluitend bestemd voor gebruik met apparaten met Masimo SET-oximetrie of apparaten die zijn goedgekeurd
voor gebruik met RD SET bekabelde sensoren. Neem contact op met de fabrikant van het apparaat over de compatibiliteit van een bepaald apparaat of
sensormodel. Iedere apparaatfabrikant moet zelf bepalen of de eigen apparaten compatibel zijn met de verschillende sensormodellen.
WAARSCHUWING: Masimo-sensoren en -kabels zijn ontworpen voor gebruik met apparaten met Masimo SET-oximetrie of apparaten die goedgekeurd zijn
voor gebruik met Masimo-sensoren.
WAARSCHUWINGEN
• Alle sensoren en kabels zijn bestemd voor gebruik met specifieke monitoren. Controleer vóór gebruik de compatibiliteit van de monitor, de kabel en de
sensor, omdat incompatibiliteit tot slechte prestaties en/of letsel bij de patiënt kan leiden.
• De sensor mag geen zichtbare gebreken, verkleuringen of beschadigingen vertonen. Als de sensor is verkleurd of beschadigd, mag u deze niet langer
gebruiken. Gebruik nooit een beschadigde sensor of een sensor met blootliggende elektrische bedrading.
• De plaats moet frequent of conform het klinische protocol worden gecontroleerd. Let hierbij op goed kleven, een goede bloedsomloop, een goede
huidconditie en een goede optische uitlijning.
• Wees voorzichtig bij patiënten met een slecht doorbloede huid; er kan huiderosie en druknecrose ontstaan als de sensor niet vaak genoeg wordt
verplaatst. Controleer de plaats bij patiënten met een slechte doorbloeding ten minste één keer (1) per uur en verwijder de sensor als zich tekenen van
weefselischemie voordoen.
• De doorbloeding op de sensorplaats moet regelmatig worden gecontroleerd.
• Bij een slechte doorbloeding moet de sensorplaats dikwijls worden gecontroleerd op tekenen van weefselischemie, die druknecrose kan veroorzaken.
• Bij een zeer slechte doorbloeding op de bewaakte plaats kunnen de afleeswaarden lager zijn dan de arteriële zuurstofverzadiging in de kern.
• Gebruik geen tape om de sensor op de plek te bevestigen; dit kan de bloedsomloop beperken en tot onjuiste afleeswaarden leiden. Het gebruik van extra
kleefband kan huidbeschadiging en/of druknecrose veroorzaken of de sensor beschadigen.
• Als een sensor te strak is aangebracht of zich strakker vastzet door oedeem, zijn de afleeswaarden onjuist en kan druknecrose worden veroorzaakt.
• Onjuist aangebrachte sensoren of gedeeltelijk loslatende sensoren kunnen onjuiste metingen veroorzaken.
• Het gebruik van een verkeerd sensormodel kan onnauwkeurige afleeswaarden of het uitblijven van afleeswaarden veroorzaken.
• Aderverstopping kan een te lage afleeswaarde van de eigenlijke arteriële zuurstofverzadiging veroorzaken. Daarom dient men te zorgen voor de juiste
veneuze stroming op de bewaakte plaats. De sensor mag zich niet lager dan het hart bevinden (zoals op de hand van een patiënt als diens arm over de
bedrand hangt).
• Veneuze pulsaties kunnen verkeerde, te lage SpO
• De pulsaties van intra-aortale ballonondersteuning kunnen de hartfrequentie beïnvloeden die op de pulsoximeter wordt weergegeven. Vergelijk de
hartfrequentie van de patiënt met de hartfrequentie op het ECG.
• Plaats de kabel en patiëntenkabel voorzichtig om te voorkomen dat de patiënt verstrikt of beklemd raakt.
• Breng de sensor niet aan op een vinger of teen waar een arteriële katheter of bloeddrukmanchet op is aangebracht.
• Bij gebruik van pulsoximetrie tijdens bestraling van het gehele lichaam moet de sensor buiten het stralingsveld worden gehouden. Als de sensor aan de
straling wordt blootgesteld, kan de afleeswaarde tijdens de actieve bestralingsperiode foutief zijn of uitblijven.
• Gebruik de sensor niet tijdens een MRI-scan of in een omgeving waarin een MRI-apparaat staat.
• Sterke lichtbronnen in de omgeving, zoals operatielampen (met name xenonlampen), bilirubinelampen, neonbuizen, infraroodhittelampen en direct
zonlicht kunnen de werking van een sensor storen.
• Om interferentie door omgevingslicht te voorkomen, moet de sensor correct worden aangebracht, en moet de aanbrengplaats zo nodig met
ondoorzichtig materiaal worden bedekt. Indien deze voorzorgsmaatregel niet wordt genomen in een omgeving met sterk licht, kan onjuiste meting
het gevolg zijn.
• Hoge COHb- of MetHb-waarden kunnen zich voordoen terwijl de SpO
vermoed, moet een laboratoriumanalyse (CO-oximetrie) op een bloedmonster worden uitgevoerd.
• Een verhoogd carboxyhemoglobinepeil (COHb) kan leiden tot onnauwkeurige SpO
• Een verhoogd methemoglobinepeil (MetHb) resulteert in onnauwkeurige SpO
• Een verhoogd totaal bilirubinegehalte kan onnauwkeurige SpO
• Vingers met een anatomische afwijking, intravasculaire kleurstoffen, zoals indocyaninegroen of methyleenblauw, of extern aangebrachte kleurstoffen en
textuur, zoals nagellak, glitter, enzovoort, kunnen onnauwkeurige SpO
• Onnauwkeurige SpO
-afleeswaarden kunnen worden veroorzaakt door ernstige anemie, lage arteriële perfusie of bewegingsartefacten.
2
• Week of dompel de sensor niet in vloeistoffen, om beschadiging te voorkomen.
• De sensor mag in geen geval worden gewijzigd of gemodificeerd. Wijzigingen of modificaties kunnen van invloed zijn op de prestaties en/of
nauwkeurigheid.
• Probeer sensoren of patiëntenkabels van Masimo niet opnieuw te gebruiken bij verschillende patiënten, opnieuw te prepareren of te recyclen, aangezien
dit de elektrische onderdelen kan beschadigen en letsel van de patiënt tot gevolg kan hebben.
• Een hoge zuurstofconcentratie kan bij vroeggeboren baby's aanleg tot retinopathie veroorzaken. Daarom moet de bovengrens van het alarm voor de
zuurstofverzadiging zorgvuldig gekozen worden volgens de aanvaarde klinische normen.
• Let op: vervang de sensor als er een bericht Sensor vervangen wordt weergegeven of wanneer een bericht Lage SIQ continu wordt weergegeven nadat u
de stappen voor het oplossen van problemen met lage SIQ hebt doorlopen, die worden beschreven in de gebruiksaanwijzing van het bewakingsapparaat.
• Opmerking: de sensor is voorzien van X-Cal®-technologie om het risico van onnauwkeurige afleeswaarden en onverwachtse onderbreking van de
bewaking van de patiënt te beperken. De sensor bewaakt de patiënt tot 168 uur, of tot 336 uur voor sensoren met vervangbare tape. Na gebruik bij één
patiënt, moet u de sensor weggooien.
INSTRUCTIES
A) De plaats kiezen
• Kies altijd een goed doorbloede plaats die het detectorvenster van de sensor geheel bedekt.
• De plaats moet gereinigd en droog zijn voordat de sensor wordt geplaatst.
RD SET Adt bekabeld: sensor voor volwassenen
> 30 kg
De voorkeurslocatie is de middelvinger of ringvinger van de niet-dominante hand.
G E B R U I K S A A N W I J Z I N G
LATEX
Bij de productie is geen latex van natuurrubber gebruikt
PCX-2108A
02/13
-sensor) voor toepassing bij volwassenen, kinderen en baby's en pasgeborenen in situaties met en
2
-afleeswaarden veroorzaken (bijv. driedelige terugstroomwaarde).
2
-waarde normaal lijkt. Als er verhoogde COHb- of MetHb-waarden worden
2
-metingen tot gevolg hebben.
2
-metingen veroorzaken.
2
24
-wegwerpsensoren
2
metingen.
2-
-metingen.
2
nl
+70 C
-40 C
+1060 hPa - +500 hPa
795 mmHg - 375 mmHg
Niet-steriel
NON
STERILE
5%-95% RH
LATEX
95%
%
5%
9884C-eIFU-0319