Toepassing van de hogedrukspuit ; Gebruiks- en onderhoudsinstructies
11.4 Resterende hoeveelheid sproeimiddel /
Het sproeien beëindigen
Van zodra er tijdens het sproeien met de
motoraangedreven druksproeier lucht uit de
sproeikop komt (het sproeimiddel vernevelt), moet
u de motor onmiddellijk uitschakelen. In de
sproeimiddeltank blijft dan nog minder dan 340 ml
sproeimiddel over. Wanneer u geen sproeimiddel
meer wenst bij te vullen en het sproeien wilt
beëindigen, dan moet u dit resterende volume met
2l water verdunnen en over de behandelde
oppervlakte verstuiven.
Laat de motor nooit draaien zonder vloeistof in het
sproeimiddelreservoir. De pomp wordt bij het
drooglopen beschadigd.
Als de werkzaamheden beëindigd zijn, houdt u de
stopknop (9) ingedrukt tot de motor stil ligt. Laat de
motor afkoelen. Maak de machine volgens de
instructies in hoofdstuk 12.4 "De sproeimiddeltank
aftappen en reinigen" klaar om op te bergen, was
uw gezicht en handen grondig met water en zeep,
trek uw werkkleding uit en was deze regelmatig.
Aanwijzing:
Bij langer gebruik van de machine kunnen de
motor en verschillende onderdelen ervan, b.v. de
uitlaat, erg verhitten. Om hieruit resulterende
schade te voorkomen, moet de motor na langdurig
gebruik in de volgasstand nog enige tijd in
stationair toerental draaien, alvorens de
motoraangedreven hogedrukspuit zoals
beschreven uit te zetten.
12. Gebruiks- en onderhoudsinstructies
12.1 Algemene gebruiks- en
onderhoudsinstructies
Voor het onderhoud en de herstelling van
moderne apparaten en hun veiligheidsrelevante
componenten is een gekwalificeerde vakopleiding
vereist, alsook een werkplaats die over speciaal
gereedschap en testapparaten beschikt. De
fabrikant adviseert dan ook alle werkzaamheden
die niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven
zijn, te laten uitvoeren door een gespecialiseerde
werkplaats. De vakman beschikt over de vereiste
opleiding, ervaring en uitrusting om u de meest
betaalbare oplossing aan te bieden. Hij helpt u
verder met raad en daad.
Na een inlooptijd van ca. 5 bedrijfsuren moet
worden nagegaan of alle bereikbare schroeven en
moeren (behalve de instelschroeven van de
carburateur) goed vastzitten. Indien nodig
aanspannen.
Controleer de volledige motoraangedreven
hogedrukspuit op goede werking, alvorens met de
werkzaamheden te beginnen.
NEDERLANDS 14
Bewaar de machine bij voorkeur op een droge en
veilige plaats met volle brandstoftank. Er mogen
geen open vuren of dergelijke in de omgeving
voorkomen. Bij langdurige onderbrekingen (meer
dan vier weken) dient u ook rekening te houden
met de instructies in paragraaf "12.5 Stilleggen en
opbergen".
12.2 Controle van het
sproeimiddeluitstootvolume
Ten minste aan het begin van elk sproeiseizoen
moet u controleren of het debiet van de machine
(l/min) nog overeenstemt met de waarde die is
opgegeven in hoofdstuk 11.3 "Sproeier /
verstuivingswaarden".
Vul hiervoor water in de machine tot aan de
maximummarkering, neem de machine in gebruik
en sproei gedurende precies één minuut met een
werkdruk van 10 bar.
Meet daarna de hoeveelheid water die u nodig
hebt om opnieuw bij te vullen tot aan de
maximummarkering.
Uw meetwaarde is de uitstoot van de machine in
l/min bij een werkdruk van 10 bar. Hij mag niet
meer dan 10 % afwijken van de waarde die is
opgegeven in hoofdstuk "11.3 Sproeier /
verstuivingswaarden".
Als de meetwaarde te klein is, kan dit aan
afzettingen in de sproeier te wijten zijn. Reinig de
sproeier en herhaal de procedure.
Als de meetwaarde te groot is, kan slijtage of
beschadiging van de sproeier hiervan de oorzaak
zijn.
Vervang de oude sproeier en de wervelkrans
telkens door het originele reserveonderdeel
(bestelnr.: 06 10 03 12 00 503 - sproeier
06 10 03 12 00 502 - wervelkrans).
Als u het sproeimiddeluitstootvolume controleert,
moet u er ook op letten of de sproeier van uw
machine nog een gelijkmatige sproeiwaaier
produceert