Bestendigheidlijst; Maximale Inzettemperatuur; Inbedrijfname; Montage B70V - LUTZ B70V Traduction De La Notice Originale

nl
3.2 Bestendigheid
Beproef aan de hand van een bestendigheidlijst (bij
voorkeur de Lutz lijst) en de navolgende materiaallijst
tabel 1 (zie blz. 13) of het pompwerk voor uw vloeistof
geschikt is.
Let bij het reinigen van het pompwerk op de
bestendigheid hiervan tegen reinigingsmiddelen!

3.3 Maximale inzettemperatuur

De in de tabel 2 (zie blz. 13) aangegeven maximale
gebruikstemperaturen mogen niet overschreden
worden.

4. Inbedrijfname

4.1 Montage B70V

De draaistroommotor worden door middel van twee
snelverbindingen met het pompwerk verbonden.
In de draadgaten van de motor zijn twee aanslagstiften
(zie fig. 1 pos. 1) met positioneringsschroeven (zie fig.
1 pos. 2) voorgemonteerd.
Plaats de kunststof tandkranskoppeling tussen de
paskoppelingen van de motor en het pompwerk (zie
fig. 1 pos. 3).
Plaats de motor op het pompwerk. Daarbij moeten de
beide bevestigingsmoeren met de grote boringen aan
de flens van het pompwerk overeenstemmen (zie fig.
1 pos. 4).
Na het naar rechts draaien van de motor tot aan de
aanslagpositie (zie fig 1.1 pos. 1) kunnen de beide
bevestigingsmoeren (zie fig 1.1 pos. 2) aangedraaid
worden.

4.2 Montage B70V-SR

De pompmotor wordt op het pompwerk gezet. Door het
voorzichtig draaien van de motor, past de meenemer
in de koppeling van het pompwerk. Nu wordt met het
handwiel (rechtse draad) motor en pompwerk vast met
elkaar verbonden (zie fig. 2).
 Let op een goede en vaste verbinding!
8
4.3 Elektrische aansluiting van
draaistroommotoren
De elektrische aansluiting mag alleen door
geschoolde vakmensen verricht worden. Daarbij
moeten de volgende regels gevolgd worden:
- Alle werkzaamheden uitvoeren indien de motor
spanningsloos is.
Indien aanwezig, zet de aangebouwde
beschermingsschakelaar in de stand UIT.
- Netspanning en frequentie moeten overeenstemmen
met de vermelding op het typeschild (zie fig. 3).
- Afmetingen van de aansluitkabel moeten worden
aangepast aan de nominale stroom.
- De isolatie van de aansluitkabel moet aangepast zijn
aan de omgevingscondities.

4.4 Draairichting

Na het inschakelen van de motor moet de draairichting
van de aandrijf-as overeenstemmen met de richting
van de pijl op het tussenstuk. Eventueel moeten de
aansluitdraden verwisseld worden (zie fig. 4).
4.5 Bediening van een draaistroommotor met
aangebouwde frequentie-omvormer
Basisinstelling:
Met de Start toets start de pomp
Met de Stop toets stopt de pomp
Toets (omkeren van draairichting) zonder functie
Toets I activeert modus I "Verpompen"
Toets II activeert modus II "Ledigen"
Toets Reset voor terugzetten in geval van storing
Toerentalregelaar
(Pot.meter) voor
handmatige toeren-
talregeling
Verpompen
Draairichting
rechts
Setpoint met pot.
meter (10-50 Hz)
Ledigen
Draairichting links
Vast toerental 5 Hz
(optioneel zonder
functie)