Met de afsteekfunctie kunt u twee verschillende lengtes (a, b) bepalen
en herhaaldelijk (afstand a) meten (zie afb. 5).
1. Bekijk afb. 5 goed.
2. Zet het apparaat aan.
3. Druk op toets
Het apparaat schakelt over op de afsteekmodus.
4. Let op de meetreferentie-instelling (toets ) en stel deze in zoals
nodig is.
5. Leg met toetsen
invoer met toets
nu weer de invoer. De invoer voor lengte a knippert weer.
» Houd de toets
0.001 (1 mm) te doen toenemen of afnemen.
» Na toets
gehouden, worden de waarden in stappen van 0.01 (10 mm)
naar boven of naar beneden bijgesteld.
» De instellingen worden bij uitschakelen van het apparaat in het
geheugen opgeslagen en zijn beschikbaar als het apparaat weer
wordt aangezet.
6. Druk vervolgens op toets
» De meetprocedure kan door op toets
worden.
7. Beweeg u met de doellaser [doellaser is op het startobject (nulpunt)
gericht] vanaf het startobject in de richting van het eerste doelobject
(afb. 5).
» De volgend doelafstand wordt op het beeldscherm getoond (04).
» Let op het symbool
symbool ziet u de afstandsindicatoren (01) die aangeven in
welke richting u zich moet bewegen om het volgende doelobject
te bereiken.
128
(4) en houd deze ongeveer 1 seconde ingedrukt.
eerst lengte a vast en bevestig deze
en
. Leg vervolgens lengte b vast en bevestig ook
en
ingedrukt om de waarde in stappen van
of
ongeveer 10 seconden ingedrukt te hebben
om de afsteekmodus op te starten.
(A) op het beeldscherm. Naast dit
te drukken gestopt