4.6. Zet de 4WD-hendel in de stand 4WD.
4 . 7 . G e b r u i k t i j d e n s h e t m a a i e n n o o i t d e
snelheidsregelaar.
4.8. Kies een lage versnelling zodat u niet op een
helling hoeft te stoppen of van versnelling hoeft te
wisselen.
4.9. Vermijd plotseling starten en stoppen.
4.10. Maai een helling omhoog en omlaag, nooit
overdwars.
4.11. Maai altijd langzaam over een helling. Verander
niet plots van snelheid of richting.
4.12. Draai niet op een helling tenzij het noodzakelijk
is en draai dan langzaam helling afwaarts,
waar mogelijk.
4.13. Als de banden grip verliezen, schakel dan de
maai-eenheden uit en rijd langzaam recht naar
beneden van de helling. Schakel de rem niet
in op de tractor als deze omlaag op een helling
glijdt. Bedien de koppeling langzaam en houd
de tractor altijd in versnelling, met name als u
omlaag rijdt.
4.14. Gebruik geen grasopvangbak(ken) als u op een
steile helling maait.
4.15. Probeer de tractor niet te stabiliseren door uw
voet op de grond te zetten.
4.16. Stop de tractor niet op een helling.
5. DE AANDRIJFAS VAN DE MAAIER MONTEREN
EN DEMONTEREN
De versnellingsbak van de maaier wordt aangedreven
door een aandrijfas met een cardankoppeling vanuit
de tractor. Volg de onderstaande instructies als u de
aandrijfas monteert of demonteert.
5.1. Laat het maaidek op de grond zakken, schakel
de motor uit, neem de sleutel uit het contactslot
en schakel de parkeerrem in voor u de aandrijfas
monteert of demonteert.
5.2. Zet de aftakasschakelaar in de stand OFF.
5.3. Zorg dat de aftakas (PTO) en de maaimessen
volledig tot stilstand zijn gekomen.
5.4. De aandrijfas moet aan de zijkant van de tractor
worden gemonteerd of gedemonteerd. Sluit de
aftakas nooit alleen bij de tractor aan. Als de afta-
kas (PTO) onverwachts wordt aangedreven, gaat
hij rondzwaaien en kan hij de tractor beschadigen
of ernstige verwondingen veroorzaken.
VOOR EEN VEILIG GEBRUIK
11