• Schroef beide bevestigingsmoeren (20) er met de hand weer
op. Draai ze echter nog niet helemaal vast.
• Draai met de sleufschroevendraaier (31) de kettingspan-
schroef (21) met de klok mee, tot het onderste deel van de
zaagketting (17) in het geleideblad (16) valt. De zaagketting
(17) moet tegen de onderzijde van het blad aanliggen. Als
de kettingrem ontgrendeld is, moet het mogelijk zijn om de
zaagketting (17) met de hand over het geleideblad (16) te
trekken.
Aanwijzing
Een nieuwe zaagketting (17) rekt op en moet vaker worden op-
gespannen.
• Draai beide bevestigingsmoeren (20) stevig vast met de bou-
giesleutel (31).
13.9 De zaagketting slijpen en onderhouden
m WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel!
De tanden van de zaagketting zijn zeer scherp. Draag bij het
hanteren altijd dikke handschoenen om het risico op letsel te
voorkomen!
Houd de kettingzaag in goede staat, effectief werken met de
kettingzaag is alleen mogelijk als de zaagketting scherp, goed
gesmeerd en correct gespannen is. Dit vermindert ook het ri-
sico van een terugslag.
De juist geslepen zaagketting (17)
Een correct geslepen zaagketting (17) gaat moeiteloos door
het hout en heeft daarbij weinig druk nodig. Werk niet met een
botte of beschadigde zaagketting (17).
Er is dan meer fysieke inspanning nodig, de trillingen nemen
toe en het leidt tot onbevredigende resultaten en meer slijtage.
• Reinig de zaagketting (17) regelmatig.
• Controleer de zaagketting (17) op breuken in de schakels en
op beschadigde klinknagels.
• De zaagketting (17) mag alleen door ervaren gebruikers wor-
den geslepen!
• Houd rekening met onderstaande hoeken en maten. Als de
zaagketting (17) niet goed is geslepen of de zaagdiepte te ge-
ring is, bestaat er een verhoogd risico op terugslageffecten
die verwondingen tot gevolg kunnen hebben! De zaagketting
(17) kan niet op het geleideblad (16) worden vastgezet. Het is
daarom het beste om de zaagketting (17) van het geleideblad
(16) te nemen en daarna te slijpen.
• Kies het juiste slijpgereedschap voor de kettingsteek.
De kettingsteek (bijv. 3/8") staat op elke kettingtand als diep-
temaat vermeld.
Gebruik uitsluitend speciale vijlen voor zaagkettingen!
Andere vijlen hebben een verkeerde vorm en geven een ver-
keerd slijpresultaat. Kies de diameter van vijl op basis van de
kettingsteek. Neem beslist onderstaande hoek in acht bij het
slijpen van de zaagschakels.
A = vijlhoek
B = hoek van de zijplaat
Deze hoek moet identiek zijn voor alle zaagschakels.
Bij onregelmatig geslepen hoeken zal de zaagketting (17) onre-
gelmatig lopen, snel slijten en voortijdig breken.
Aan deze eisen kan alleen worden voldaan door regelmatig en
voldoende lang te oefenen. Houd rekening met het volgende:
• Gebruik een vijlgeleider.
• Een vijlgeleider moet worden gebruikt als de zaagketting (17)
met de hand wordt geslepen. De juiste vijlhoek staat hierop
aangegeven.
1.
Houd de vijl horizontaal (onder de juiste hoek) ten opzichte
van het geleideblad (16) en vijl volgens de hoekmarkering
op de vijlgeleider. Steun de vijlhouder op het tanddak en
de dieptemaat.
2.
Vijl de zaagschakel steeds van binnen naar buiten.
3.
De vijl scherpt alleen in voorwaartse beweging. Licht de
vijl op tijdens de teruggaande beweging.
4.
Raak de aandrijf- en verbindingsschakels niet aan met de
vijl.
5.
Draai de vijl regelmatig verder om eenzijdige slijtage te
voorkomen.
6.
Neem een stuk hard hout om bramen van de snijranden
te verwijderen.
Alle zaagschakels moeten dezelfde lengte hebben omdat an-
ders ook de hoogte zal variëren.
De zaagketting (17) loopt dan onregelmatig, wat het risico op
defecten vergroot.
NL/BE
73