Bij erg stoffige lucht moet het luchtfilter (33) vaker worden ge-
controleerd.
• Maak de sluiting van het luchtfilterdeksel (5) los door deze
linksom te draaien.
• Verwijder het luchtfilterdeksel (3).
• Haal het luchtfilter (33) eruit.
• Reinig het luchtfilter (33) door het uit te kloppen of uit te bla-
zen (met perslucht).
De assemblage volgt in omgekeerde volgorde.
m LET OP
Luchtfilters (33) nooit met benzine of brandbare oplosmiddelen
reinigen.
13.3 Reinigen van de kettingaandrijving
m WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel!
Draag altijd veiligheidshandschoenen als u de zaagketting (17)
aanraakt. Letselgevaar door de scherpe snijtanden!
Aanwijzing
Reinig de aandrijving van de ketting na elk gebruik.
• Leg de kettingzaag op een vlakke en stabiele ondergrond
neer.
• Trek de voorste handbescherming (1) tot aan de aanslag naar
achteren om de kettingrem te ontgrendelen (zie afb. D).
• Draai de kettingspanschroef (21) met de sleufschroeven-
draaier (31) linksom om de spanning te verlagen.
• Verwijder beide bevestigingsmoeren (20) met de bougiesleu-
tel (31).
• Verwijder de beschermkap van het kettingwiel (22).
• Maak de zaagketting (17) voorzichtig los van het geleideblad
(16) en van het kettingwiel (26).
• Verwijder het geleideblad (16). Reinig het met een kwast.
• Reinig nu grondig rondom de kettingaandrijving en de be-
schermkap van het kettingwiel (22) met behulp van een kwast
of door middel van uitblazen (met perslucht).
De assemblage volgt in omgekeerde volgorde.
13.4 Onderhoud van de bougie
• Demonteer het luchtfilter (33) zoals onder 13.2 "Reiniging van
het luchtfilter" beschreven.
• Trek de bougiestekker (34) los door deze naar links en rechts
te draaien en er gelijktijdig aan te trekken. De bougiestekker
(34) uitsluitend aan de stekker vasthouden en trekken. Trek
nooit aan de kabel!
• Maak de bougie met de meegeleverde bougiesleutel (31) los.
• De assemblage volgt in omgekeerde volgorde.
Elektrodenafstand = 0,6 mm (afstand tussen de elektroden,
waar de vonk overspringt). Controleer de bougie voor de eerste
keer na 10 bedrijfsuren op verontreiniging en reinig deze even-
tueel met een koperdraadborstel.
Daarna de bougie elke 50 bedrijfsuren onderhouden.
13.5 Onderhoud van de kettingsmering
• Zie het hoofdstuk "Kettingsmering controleren en afstellen".
72
NL/BE
13.6 Onderhoud van de carburateur instellingen
• Als de zaagketting (17) bij stationair draaien beweegt of als
de motor bij het wegnemen van gas vanzelf uitgaat, moet de
carburateur opnieuw worden afgesteld.
Aanwijzing
Laat de instellingen van de carburateur (bijv. het stationair toe-
rental) uitsluitend door gekwalificeerd vakpersoneel wijzigen,
om schade aan de motor te voorkomen.
13.7 Onderhoud van het geleideblad
• Verwijder eventueel opgetreden bramen in de rand van het
geleideblad met behulp van een metaalvijl.
• Reinig de groef van het geleideblad (16) met behulp van een
kwast of met perslucht. Vervang het geleideblad (16) zodra
de groef is versleten.
• Keer het geleideblad (16) na elk gebruik om, zodat het gelijk-
matig slijt.
• Controleer het tandwiel aan het uiteinde van het geleideblad
(16) op soepele werking. Smeer het evt. in met een lagerolie.
13.8 Monteren van het geleideblad en spannen van de
zaagketting
m LET OP
Voer de montage altijd uit bij uitgeschakelde motor.
m WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel!
Draag altijd veiligheidshandschoenen als u de zaagketting (17)
aanraakt. Letselgevaar door de scherpe snijtanden!
Aanwijzing
Een nieuwe zaagketting (17) rekt op en moet vaker worden op-
gespannen. Controleer de kettingspanning regelmatig na elke
snede en stel deze zo nodig bij.
Al naar gelang de slijtage kan het geleideblad (16) worden ge-
keerd.
• Leg de kettingzaag op een vlakke en stabiele ondergrond
neer.
• Trek de voorste handbescherming (1) tot aan de aanslag naar
achteren om de kettingrem te ontgrendelen (zie afb. D).
• Verwijder beide bevestigingsmoeren (20) met de bougiesleu-
tel (31).
• Verwijder de beschermkap van het kettingwiel (22).
• Schuif het langgat van het geleideblad (16) over de twee uit-
stekende bouten.
• Leg de zaagketting (17) over de vertanding van het ketting-
wiel (26). Voer de zaagketting (17) nauwkeurig in de op het
geleideblad (16) aangegeven richting in. In het uiteinde van
het geleideblad (16) bevindt zich een geleidewiel. Zorg dat de
tanden van de zaagketting (17) hier in vallen.
• Trek enigszins aan het geleideblad (16), om de zaagketting
(17) licht voor te spannen.
• Plaats de beschermkap van het kettingwiel (22) weer terug.
Let erop dat de binnenliggende kettingspanstift (23) in het
passende boorgat (25) van het geleideblad (16) zit. Verstel
evt. de kettingspanschroef (21) met de sleufschroevendraaier
(31).