Ghibli & Wirbel R R 300 FD Manuel D'utilisation Et D'entretien page 95

Table des Matières

Publicité

Alarm
Oorzaak
AL TR 8
WATCH DOG
AL TR 13
EEPROM KO
AL TR 17
LOGIC FAILURE #3
AL TR 18
LOGIC FAILURE #2
AL TR 19
LOGIC FAILURE #1
AL TR 30
VMN LOW
AL TR 31
VMN HIGH
AL TR 37
CONTACTOR CLOSED
AL TR 38
CONTACTOR OPEN
AL TR 49
I=0 EVER
AL TR 53
STDBY I HIGH
AL TR 60
CAPACITOR CHARGE
AL TR 61
HIGH TEMPERATURE
AL TR 65
MOTOR TEMPERATURE
AL TR 75
CONTACTOR DRIVER
AL TR 76
COIL SHORTED
AL TR 78
VACC NOT OK
AL TR 79
INCORRECT START
AL TR 80
FWD+BACK
AL TR 86
PEDAL WIRE KO
AL TR 236
WRONG BATTERY TYPE
AL TR 237
-
AL TR 248
CAN BUS KO.
AL TR 250
SENS MOTOR TEMP. KO
AL TR 251
HANDBRAKE
AL TR 253
ENCODER ERROR
AL TR 254
AUX OUTPUT KO
NB: Neem contact op met de assistentiedienst voor informatie betreff ende de alarmen.
ALARMEN TRACTIE-INVERTER
Beschrijving en oplossing
Probleem met het elektrische WATCHDOG-circuit dat de capaciteit verliest om het vermogen van het systeem te activeren of te blokkeren. Indien de
continuïteit op de fasen van de motor gecontroleerd is, heeft het probleem te maken met de logica (inverter) van het systeem, die bijgevolg vervangen
moet worden.
Probleem met het parametergeheugen. Probeer een CLEAR EEPROM uit te voeren om het geheugen te resetten. Indien deze handeling geen positief
resultaat oplevert, moet u de beschadigde EEPROM vervangen.
Breuk van het hardwarecircuit dat het systeem controleert en beschermt tegen te hoge stroompieken door de driefasige brug te openen; het proble-
em heeft te maken met de logica (inverter) van het systeem, die bijgevolg vervangen moet worden.
Breuk van het hardwarecircuit dat de timing garandeert van de sinusoïdale golven; het probleem heeft te maken met de logica (inverter) van het
systeem, die bijgevolg vervangen moet worden.
Signalering van te hoge of te lage spanning. Dit treedt op wanneer de lading van de accu teveel afwijkt (circa + of - 20%) van de nominale waarde. In dit
geval moet u de oorzaak van het probleem opsporen en voorkomen (te hoge spanning ontstaat gewoonlijk bij te hoge regeneratie, te lage spanning
wanneer de accu te ver leeg is). Dit houdt geen verband met het systeem.
Diagnose bij de inschakeling die optreedt wanneer de gemeten fasespanning te laag is ten opzichte van de verwachte waarde. Controleer of de ver-
mogenkabels van de motor goed vast zitten (een losgekomen fase of een fase die slecht contact maakt doet deze fout optreden). Indien de vermoge-
naansluitingen in orde zijn, dan is het waarschijnlijk dat de schade de vermogensectie van het systeem betreft, die bijgevolg moet worden vervangen.
Analoog met de VMN LOW treedt deze diagnose op wanneer de gemeten fasespanning te hoog is ten opzichte van de verwachte waarde. Controleer
of de vermogenkabels van de motor goed vast zitten, of ze intact zijn en geen kortsluiting maken. Indien de vermogenaansluitingen in orde zijn, dan
ligt de oorzaak waarschijnlijk bij de vermogensectie van het systeem, die bijgevolg moet worden vervangen.
Het vermogencontact van de hoofdschakelaar is gesloten, zelfs wanneer zijn spoel niet aangestuurd is. Controleer of de schakelaar niet verkleefd of
beschadigd is, vervang deze schakelaar eventueel.
Het vermogencontact van de hoofdschakelaar is gesloten, zelfs wanneer zijn spoel aangestuurd is. Controleer of de bekabeling van de spoel niet
onderbroken is, slecht bekabeld is of in het algemeen niet beschadigd is. Eventueel moet die worden vervangen.
Terwijl de motor draait, ziet de stroomsensor van het systeem een aansturingssstroom die nihil is. Dit betekent dat de sensor beschadigd is; de bestu-
ring moet daarom worden vervangen.
In tegenstelling tot de vorige fout, is de aansturingsstroom altijd hoog, ook wanneer die nihil moet zijn. Indien de fout niet verdwijnt, betekent dit dat
de sensor beschadigd is; de besturing moet daarom worden vervangen.
Tijdens de voorlaadfase (de fase die optreedt tussen de inschakeling met de sleutel en het sluiten van de hoofdschakelaar) bereikt de spanning op de
klemaansluitingen van de condensatoren voor het voorladen niet de vereiste waarde. Controleer of er geen inductieve belastingen in parallel met de
condensatoren zijn en of er geen problemen zijn met de vermogensectie van de motor of van het systeem.
Waarschuwing die aangeeft dat de temperatuur van de besturing de kritieke limiet (circa 72°) heeft overschreden. De machine valt stil zodat de
besturing kan afkoelen.
Waarschuwing die aangeeft dat de temperatuur van de motor de kritieke limiet (die afhangt van de motor) heeft overschreden. De machine valt stil
zodat de motor kan afkoelen.
De voedingsspanning van de spoel van het lijncontact is lager dan de verwachte spanning. Controleer of de spoel van de hoofdschakelaar niet in
kortsluiting is. Indien de fout niet verdwijnt, is de schade te wijten aan het aansturingscircuit van het systeem, dat bijgevolg moet worden vervangen.
Dit is een diagnose van de hoofdschakelaar. Indien de spoel van de
dan wordt de
hoofdschakelaar
geopend en wordt de fout gesignaleerd.
Dit alarm treedt op 20" nadat het versnellingspedaal is ingedrukt wanneer er geen aanvraag voor werking is (dit betekent dat het pedaal onbelast is
ingedrukt, met de versnelling in neutraal of zonder iemand op de bestuurdersstoel). Controleer of de draad niet in kortsluiting is.
Waarschuwing die een foutieve startsequentie van de machine signaleert. Herhaal de correcte sequentie: Ga correct neerzitten + schakel de versnel-
ling in + druk het versnellingspedaal in.
Waarschuwing die signaleert dat tegelijk de versnelling vooruit en de versnelling achteruit wordt gevraagd.
Onderbreking van de centrale van de potentiometer van de versnelling. Controleer de CPOT (centr. potentiometer) van het versnellingspedaal.
Foutieve instelling van de parameter SET BATTERY TYPE (menu ADJUSTMENT). Dit kan zich enkel voordoen wanneer u 24V in plaats van 36V instelt,
waardoor de reeds correcte default wordt gewijzigd.
Dit kan zich tijdens de werking niet voordoen (het betreft een waarschuwing die een manipulatie van de SLIP-parameters in het menu HARDWARE SETTING aangeeft).
Onderbreking van de communicatie via CAN. Als de diagnose zich bij de montage voordoet, moet u controleren of de bekabeling van CAN H en CAN
L niet is omgewisseld. Als de diagnose zich tijdens de werking voordoet, moet u controleren of de kabels van CAN H en CAN L niet onderbroken zijn.
Onderbreking van de temperatuursonde van de motor. Controleer of de bekabeling niet onderbroken is; vervang eventueel de thermische sonde van
de motor. Deze signalering kan zowel tijdens de test als tijdens het gebruik van de machine opduiken.
Waarschuwing die aangeeft dat de handrem is ingeschakeld. Dit is geen alarm die de machine blokkeert, u hoeft enkel de hendel van de handrem te
deblokkeren vooraleer de sequentie voor de werking te starten (correct neerzitten + de versnelling inschakelen + het versnellingspedaal indrukken).
Onderbreking van de sensor van de toeren van de motor (met name de encoder). Controleer of de bekabeling niet onderbroken is; vervang eventueel
de sensor van de motor. Deze signalering kan zowel tijdens de test als tijdens het gebruik van de machine opduiken. Het systeem kan niet met teru-
gwerking controleren of de setpoint coherent is met het gedrag van de machine, waardoor de werking van het voertuig geblokkeerd wordt.
Breuk van de drive die de hulpuitgang (AUX OUTPUT) aanstuurt, dit betekent de magnetische parkeerrem. Controleer of er geen problemen zijn met de
bekabeling van de spoel die een valse positief veroorzaken. Indien de rem in orde is, moet u de inverter vervangen.
hoofdschakelaar
bij de inschakeling gevoed is, hoewel die niet wordt aangestuurd,
95

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières