Al naar gelang de slijtage kan het geleideblad (16) worden
gekeerd.
• Leg de kettingzaag op een vlakke en stabiele ondergrond
neer.
• Trek de voorste handbescherming (1) tot aan de aanslag
naar achteren om de kettingrem te ontgrendelen (zie afb. D).
• Verwijder beide bevestigingsmoeren (20) met de bougie-
sleutel (31).
• Verwijder de beschermkap van het kettingwiel (22).
• Schuif het langgat van het geleideblad (16) over de twee
uitstekende bouten.
• Leg de zaagketting (17) over de vertanding van het ketting-
wiel (26). Voer de zaagketting (17) nauwkeurig in de op
het geleideblad (16) aangegeven richting in. In het uiteinde
van het geleideblad (16) bevindt zich een geleidewiel.
Zorg dat de tanden van de zaagketting (17) hier in vallen.
• Trek enigszins aan het geleideblad (16), om de zaagketting
(17) licht voor te spannen.
• Plaats de beschermkap van het kettingwiel (22) weer te-
rug. Let erop dat de binnenliggende kettingspanstift (23)
in het passende boorgat (25) van het geleideblad (16) zit.
Verstel evt. de kettingspanschroef (21) met de sleufschroe-
vendraaier (31).
• Schroef beide bevestigingsmoeren (20) er met de hand
weer op. Draai ze echter nog niet helemaal vast.
• Draai met de sleufschroevendraaier (31) de kettingspan-
schroef (21) met de klok mee, tot het onderste deel van de
zaagketting (17) in het geleideblad (16) valt. De zaagket-
ting (17) moet tegen de onderzijde van het blad aanliggen.
Als de kettingrem ontgrendeld is, moet het mogelijk zijn om
de zaagketting (17) met de hand over het geleideblad (16)
te trekken.
Aanwijzing
Een nieuwe zaagketting (17) rekt op en moet vaker worden
opgespannen.
• Draai beide bevestigingsmoeren (20) stevig vast met de
bougiesleutel (31).
13.9 Zaagketting slijpen en bijhouden
m WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel!
De tanden van de zaagketting zijn zeer scherp, om het risico
van letsel te voorkomen, altijd dikke handschoenen dragen bij
het hanteren!
Houd de kettingzaag in goede staat; effectief werken met
de kettingzaag is alleen mogelijk als de zaagketting scherp,
goed gesmeerd en goed gespannen is. Dit vermindert ook het
risico van een terugslag.
De juist geslepen zaagketting (17)
Een correct geslepen zaagketting (17) gaat moeiteloos door
het hout en heeft daarbij weinig druk nodig. Werk niet met
een botte of beschadigde zaagketting (17).
Er is dan meer fysieke inspanning nodig, de trillingen nemen
toe en het leidt tot onbevredigende resultaten en meer slijtage.
• Reinig de zaagketting (17) regelmatig.
• Controleer de zaagketting (17) op breuken in de schakels
en op beschadigde klinknagels.
72
NL/BE
• De zaagketting (17) mag alleen door ervaren gebruikers
worden geslepen!
• Houd rekening met onderstaande hoeken en maten. Als de
zaagketting (17) niet goed is geslepen of de zaagdiepte
te gering is, bestaat er een verhoogd risico op terugslag-
effecten die verwondingen tot gevolg kunnen hebben! De
zaagketting (17) kan niet op het geleideblad (16) worden
vastgezet. Het is daarom het beste om de zaagketting (17)
van het geleideblad (16) te nemen en daarna te slijpen.
• Kies het juiste slijpgereedschap voor de kettingsteek.
De kettingsteek (bijv. 3/8") staat op elke kettingtand als diep-
temaat vermeld.
Gebruik uitsluitend speciale vijlen voor zaagket-
tingen!
Andere vijlen hebben een verkeerde vorm en geven een ver-
keerd slijpresultaat. Kies de diameter van vijl op basis van de
kettingsteek. Neem beslist onderstaande hoek in acht bij het
slijpen van de zaagschakels.
A = vijlhoek
B = hoek van de zijplaat
Deze hoek moet identiek zijn voor alle zaagschakels.
Bij onregelmatig geslepen hoeken zal de zaagketting (17) on-
regelmatig lopen, snel slijten en voortijdig breken.
Aan deze eisen kan alleen worden voldaan door regelmatig
en voldoende lang te oefenen. Houd rekening met het vol-
gende:
• Gebruik een vijlgeleider.
• Een vijlgeleider moet worden gebruikt als de zaagketting
(17) met de hand wordt geslepen. De juiste vijlhoek staat
hierop aangegeven.
1.
Houd de vijl horizontaal (onder de juiste hoek ten op-
zichte van het geleideblad (16) en vijl volgens de hoek-
markering op de vijlgeleider. Steun de vijlhouder op het
tanddak en de dieptemaat.
2.
Vijl de zaagschakel steeds van binnen naar buiten.
3.
De vijl scherpt alleen in voorwaartse beweging. Licht de
vijl op tijdens de teruggaande beweging.
4.
Raak de aandrijf- en verbindingsschakels niet aan met
de vijl.
5.
Draai de vijl regelmatig verder om eenzijdige slijtage
te voorkomen.
6.
Neem een stuk hard hout om bramen van de snijranden
te verwijderen.
Alle zaagschakels moeten dezelfde lengte hebben omdat an-
ders ook de hoogte zal variëren.
De zaagketting (17) loopt dan onregelmatig, wat het risico op
defecten vergroot.