nld
ken van de transmissie-schakelhendel (20) 2 andere snelheden worden
ingeschakeld.
8
1
/min:
Transmissie-schakelhendel ingedrukt + knop I moeilijk
verspanende materialen 3 tot 4"
1
16
/min:
Transmissie-schakelhendel ingedrukt + knop II normaal
verspanende materialen 3 tot 4" moeilijk verspanende
materialen 1
1
/
tot 2
4
25
1
/min:
Transmissie-schakelhendel uitgetrokken + knop I normaal
verspanende materialen 1
materialen tot 1"
50
1
/min:
Transmissie-schakelhendei uitgetrokken + knop II normaal
verspanende materialen tot 1"
4.5. Materiaal spannen
De sluithendel (1) is gesloten.
Mechanische materiaalklem
Materiaal voorzichtig invoeren tot aan het begin van de tangentiale mes-
sen. Met de klemhendel (23) (fig. 4) wordt het materiaal zelfcentrerend
geklemd.
Pneumatische materiaalklem
De pneumatische materiaalklem wordt als volgt op de te klemmen dia-
meter ingesteld:
De klemschroef (27) losdraaien. Materiaalklem met klemhendel (23) ope-
nen. Door het indrukken van de voetschakelaar de pneumatisch bedien-
de klemplaten naar voren schuiven. Het meegeleverde afstandsplaatje
tussen de pneumatisch bediende klemplaten en klemplaathouder schui-
ven. De pneumatisch bediende klemplaten door oplichten van de voet-
schakelaar terugschuiven. Materiaalklem met klemhendel (23) met de
hand sluiten, tot de klemplaten licht tegen het materiaal aanzitten. Klem-
schroef (27) aandraaien. Voetschakelaar bedienen, afstandsplaatje weg-
nemen. Nu verder gaan zoals omschreven bij „mechanische materiaal-
klem", waarbij het materiaal met de voetschakelaar ingeklemd respectie-
velijk vrijgegeven wordt.
4.6. Werkingprocedure
Veiligheidskap (21) sluiten. Machine inschakelen. (Snelheidskeuze zie
4.4.), draad door het bedienen van de aansnijhendel (17), tegen de klok
in, aansnijden. Zijn er 2 tot 3 draadgangen gesneden, wordt er met auto-
matische voedingsbeweging verder gesneden. Als de ingestelde draad-
lengte bereikt is, dan slaat de sluithendel (1) op de afslagnokken (2) af,
en de snijmessen worden automatisch geopend. Transmissiegedeelte
door het bedienen van de aansnijhendel (17), met de klok mee, naar rechts
bewegen. In de rechtse eindpositie wordt de snijkop weer automatisch
gesloten. Nu de machine uitschakelen (22) en het materiaal eruit halen.
Met REMS Unimat 75 kunnen hoogstens Ø 30 mm draadstangen ges-
neden worden. Daarbij wordt het materiaal door de transmissie en de mo-
tor (holle as) gevoerd. Vóór de sluithendel de snijkop open, moet de ma-
chine uitgeschakeld worden, dan openen, met aansnijhendel (17) de sni-
jkop met het materiaal in de juiste startpositie brengen. Dan weer sluiten,
machine weer inschakelen. Dit kan naar keuze herhaald worden.
4.7. Extra materiaalklemmen
Voor het nauwkeurig inklemmen van blankgetrokken rondmateriaal, ron-
de kunststofpijpen e.a., evenals het klemmen van inbusbouten en zes-
kantbouten zijn extra materiaalklemmen leverbaar.
Voor het snijden van nippels worden REMS Nippelfix, automatisch in-
wendig spannende nippelhouders in 9 diameters van
Daarbij moet men erop letten, dat de pijpstukken van binnen ontbraamd
zijn, de pijpstukken altijd tot aan de aanslag opgeschoven zijn en dat er
geen nippels gesneden worden die korter zijn dan de normlengte.
4.8. Moeilijk verspanende materialen
Voor draadsnijden op materiaal met een hoge vastheid (vanaf ca. 500
2
N/mm
) en op roestvast staal (Inox) moeten kussens van HSS gebruikt
worden.
5. Onderhoud
Voor onderhoud- en reparatiewerkzaamheden de stekker uit het stopcontact
trekken!
Deze werkzaamheden mogen alleen door deskundigen en daarvoor opgelei-
de personen uitgevoerd worden.
1
/
"
2
1
/
tot 2
1
/
" moeilijk verspanende
4
2
1
/
tot 4", gebruikt.
2
5.1. Onderhoud
REMS Unimat 75 en REMS Unimat 77 zijn bij normaal gebruik onder-
houdsvrij. De aandrijvingen lopen in een duuroliebad, resp. duurvetvul-
ling en hoeven daarom niet nagesmeerd te worden.
Bij zware belasting, b.v. serieproductie, moet bij REMS Unimat 75 de olie-
stand in de aandrijving gecontroleerd worden. Hiervoor de sluitmoer van
het oliereservoir (onderdeellijst pos. 59) losdraaien, oliepeil controleren
en zonodig met aandrijfolie (art.nr. 091040R1,0) bijvullen.
5.2. Inspectie / instandhouding
Van tijd tot tijd moet het reservoir voor het koelsmeermiddel gereinigd wor-
den. Daarvoor moet het koelsmeermiddel bij het aftappunt onder de spa-
nenvangbak afgetapt worden.
Laat de sluithendel – in het bijzonder zonder snijset in de snijkop – zich
moeilijk bewegen, moet het beschreven plaatje (24) op de snijkop afge-
schroefd worden. Nu kunnen vuil en spanen het beste met luchtdruk do-
orgeblazen worden. (Instelas (10) niet demonteren).
5.3. Naslijpen van de streelmessen (of tangentiale messen)
Als spaanhoek (fig. 7) kunt u het beste bij algemeen gebruik de waarde
γ = 20° nemen. Op het meegeleverde instelkaliber is een inkerving aan-
gebracht, die, zoals fig. 8 laat zien, voldoet aan de waarde 20°. Voor har-
dere materialen kan het raadzaam zijn, de naslijphoek te vergroten. Daa-
rentegenover kan het noodzakelijk zijn, speciaal wanneer de schroef-
draadsnijkussens inhaken, (b.v. bij dunwandige buizen, legeringen en
kunststoffen) de waarde van γ te verkleinen.
In het algemeen gelden de volgende door ondervinding vastgestelde
waarden:
Staalsoorten van gemiddelde vastheid (300...400 N/mm
edelstaal
Staalsoorten met een hogere vastheid
Legeringen
Kunststoffen bijvoorbeel PVC hard
(speciale schroefdraadsnijkussens)
Bij schroefdraadgroottes van meer dan 33 mm moet bij de snijkussens
aan het einde van de klauwplaat een schuinte van 45° aangebracht wor-
den (fig. 7). Deze moet zo groot zijn, dat het snijkussen niet over de gli-
jvlakte (fig. 10 (26)) uitsteekt.
Overeenkomstig de spoed van de draad heeft het tangentiaal mes in de
houder een bepaalde helling. Overeenkomstig deze hellingshoek moet
de hoek δ (fig. 9) op het streelmes worden aangebracht zodat de tand-
toppen van het streelmes na inbouw in de houder op een gelijk niveau,
parallel ten opzichte van het basisvlak van de houder liggen. Hierbij moet
een tolerantie van ± 0,05 mm in acht genomen worden. Ook bij het mon-
teren van later geleverde streelmessen moet de hellingshoek in de hou-
der in acht genomen worden, angezien verschillende streelmessen in
meerdere houders kunnen worden gemonteerd om fijne schroefdraad te
snijden.
Bij bepaalde streelmessen werden ter verbetering van de spoedtoleran-
tie bij lange schroefdraden geleidetanden aangeslepen. Deze moeten ti-
jdens het bijslijpen van de streelmessen opnieuw worden aangebracht.
5.4. Afstellen van de streel- of tangentiale messen in de houder
Men moet erop letten, dat de nummers van de streel- of tangentiale mes-
sen met de nummers van de houders overeenstemmen en dat het ge-
monteerde klemplaatje niet boven het houderoppervlak uitsteekt. Uit-
steeksels moeten verwijderd worden, (b.v. afslijpen).
Voor het afstellen van het streel- of tangentiale messen in de de houder
(fig. 10) op maat 55,4 mm bij REMS Unimat 75 resp. 95,4 mm bij REMS
Unimat 77 wordt de schroef van het klemplaatje (25) stevig aangedraaid.
De genoemde maat moet nu met een meetinstrument of met het mee-
geleverde instelkaliber (fig. 8) – zoals fig. 10 laat zien, tussen de onder-
kant van de houder en de eerste tand na het aansnijvlak afgesteld wor-
den. Daartoe wordt het streel- of tangentiale messen met de schroef, die
zich aan de onderzijde van de houder bevindt naar voren gedrukt. De in-
stelschroef moet daarbij met betrekking tot het streel- of tangentiale mes-
sen onder druk staan. Bij REMS Unimat 75 moet de maat 55,4 mm (fig.
10) met een tolerantie van plm. 0,05 mm gehandhaafd worden. Bij klei-
nere schroefdraden (diameter 6...12 mm) kan het beste op 54,3 mm in-
gesteld worden. Belangrijk is echter dat de tolerantie van plm. 0,05 mm
binnen de 4 streel- of tangentiale messen van een snijset gehandhaafd
wordt. Voor REMS Unimat 77 moet op overeenkomstige wijze de waar-
de 95,4 mm plm. 0,05 mm gehandhaafd worden.
nld
2
),
γ = 20°
γ = 20...25°
γ = 10...20°
γ = 0°