AANWIJZING
U kunt de accu zowel in ingebouwde als in uitgebouwde toestand opladen.
Laadapparaat (Afbeelding R4 )
Het laadapparaat bestaat uit twee delen en moet vóór het eerste gebruik ineen
worden gestoken.
De landspecifieke stekker (1) op het laadapparaat (2) steken en naar voor
schuiven, tot hij inklikt.
BELANGRIJK
Gebruik het meegeleverde oplaadapparaat alleen voor de accu die bij
de grasmaaier hoort. Probeer eveneens nooit om uw maaier op te
laden met een ander oplaadapparaat. U zou uzelf in gevaar kunnen
brengen of uw apparaat kunnen beschadigen.
Om veiligheidsredenen en om schade aan het laadapparaat te vermijden
mag het laadapparaat alleen binnen in een gebouw en in droge ruimtes
gebruikt en niet in direct zonlicht geladen worden.
Doorgeschuurde of geknikte aansluitkabels aan de stekkerlader kunnen
overbelasting van de kabel tot gevolg hebben. Laders met een
beschadigde kabel moeten worden vervangen.
Opladen in ingebouwde toestand (Afbeelding X1 )
–
Trek de accukabel van de kabelboom los.
–
Sluit de accukabel aan op een originele lader en steek de stekker van de
lader in een stopcontact met 230V-netspanning.
Opladen van de accu in uitgebouwde toestand (Afbeelding W1 )
Accu demonteren
–
Om de accu te demonteren de accukabel van de kabelboom af
trekken, vleugelschroeven verwijderen.
–
Accu samen met het accudeksel 90° naar voor draaien en naar
boven eruit nemen.
–
Accukabel verbinden met het originele laadapparaat en in een
contactdoos met 230 V steken.
BELANGRIJK
Laadapparaat niet aan de stekkerverbinding van de kabelboom aansluiten,
omdat anders het laadapparaat kan worden beschadigd.
AANWIJZING
De rode controlelamp aan het oplaadapparaat brandt tijdens het opladen
en dooft pas na beëindiging van het oplaadproces.
–
Bevestig de accu na het opladen weer op de accuhouder (als de accu
voor opladen is uitgebouwd). Sluit voordat u gaat maaien de
accukabel weer op de kabelboom aan.
AANWIJZING
Wanneer de accu wegens mechanische beschadiging of slijtage
vervangen moet worden, moet de oude accu als giftig afval bij de
plaatselijke verzamelcentra van de gemeente of bij uw geautoriseerde
vakwerkplaats worden afgegeven om een correcte verwerking te
waarborgen.
Olie bijvullen (Afbeelding Y1 )
BELANGRIJK
Schade vermijden! De motor wordt zonder olie geleverd. De motor moet
voor het starten met olie worden gevuld.
Vóór de eerste start motorolie (hoeveelheid en kwaliteit zie technische
gegevens) met een trechter na de peilstok eraf te hebben geschroefd in deze
opening gieten.
–
De maaier parkeren op vlakke ondergrond.
–
Olie langzaam in de vulopening gieten. Niet overvullen. Na het vullen
van de olie eerst enkele minuten wachten en dan pas het oliepeil
controleren.
De oliepeilstok aanbrengen en vastschroeven.
–
Oliepeil controleren
Meetstaaf eruit nemen. De peilstok afvegen met een schone doek, weer
erin steken en vastschroeven. Dan de peilstok weer uitnemen en het
oliepeil aflezen. De olie moet tot boven aan de Vol-markering (pijl) staan.
Eventueel olie bijvullen. Het oliepeil mag echter niet boven de Vol-
markering liggen.
Meetstaaf weer erin zetten en vastdraaien.
–
Na de eerste vulling het bord „NO OIL" (GEEN OLIE) boven aan de motor
.
verwijderen
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
Brandstof invullen
–
Gebruik als tankvulling alleen verse en schone loodvrije standaard brandstof.
Brandstof met maximaal 10% ethanol is acceptabel.
–
Benzinedop losdraaien.
–
Brandstof m. b. v. een trechter tot max. onderkant van de vulpijp invullen.
–
Benzinedop weer aanbrengen en vastdraaien.
10 STARTEN VAN DE MOTOR
De motor alleen starten als u achter de maaier staat.
De maaier in elk geval op een vlak, niet met hoog gras begroeide ondergrond zetten (te hoog
gras remt de aanloop van de mesbalk en bemoeilijkt het startproces). Bij het starten van de
motor mag de machine niet omhoog worden gekanteld, maar, indien vereist, door de duwboom
omlaag te duwen slechts zo schuin worden gezet, dat het snijgereedschap in de van de
gebruiker afgewende richting wijst, maar niet verder dan absoluut noodzakelijk is. Voordat het
apparaat weer op de grond staat, moeten beide handen zich aan het bovenste deel van de
duwboom bevinden.
VOORZICHTIG
Startkabelgreep tijdens het starten stevig vastpakken. De greep zou anders uit de hand
kunnen glijden. Verwondingsgevaar!
BELANGRIJK
De motor loopt alleen wanneer de veiligheidsschakelbeugel op het bovenste deel van de
duwboom wordt gedrukt. Op het moment, dat u de schakelbeugel loslaat, dan klapt deze
door veerdruk weer terug omhoog naar zijn uitgangspositie, de motorrem wordt
geactiveerd en binnen drie seconden komen de motor en de messenbalk tot stilstand.
Handmatige start zonder elektro-start (Afbeelding D + E )
–
De veiligheidsschakelbeugel (1) op het bovenstuk van de boom (2) drukken en
vasthouden D .
–
De startkabel (3) langzaam uittrekken tot er een weerstand merkbaar wordt, dan snel
uittrekken E , – de motor begint te lopen, de kabel langzaam terugvoeren.
AANWIJZING
Deze motor heeft een temperatuurgeregelde automatische choke. De motor loopt automatisch
bij optimaal max. toerental, dat vereist is voor een zuiver snijbeeld (motortoerental =
mestoerental).
Elektro-start-modellen (Afbeelding D + P4 + E )
–
De veiligheidsschakelbeugel (1) op het bovenstuk van de boom (2) drukken en
vasthouden D .
–
De contactsleutel (4) net zolang tot aan de aanslag naar rechts draaien totdat de motor
aanspringt P4 .
AANWIJZING
Om te zorgen voor een lange levensduur van accu en starter dient het starten nooit langer
dan 5 secondfen te bedragen.
AANWIJZING
Deze motor heeft een temperatuurgeregelde automatische choke. De motor loopt automatisch
bij optimaal max. toerental, dat vereist is voor een zuiver snijbeeld (motortoerental =
mestoerental).
AANWIJZING
Mocht de elektrische starter ooit defect zijn, dan kan de motor ook handmatig worden gestart.
–
De veiligheidsschakelbeugel (1) op het bovenstuk van de boom (2) drukken en
vasthouden D .
–
De startkabel (3) langzaam uittrekken tot er een weerstand merkbaar wordt, dan snel
uittrekken E – de motor begint te lopen, de kabel langzaam terugvoeren.
11 UITSCHAKELEN VAN DE MOTOR (AFBEELDING F + P4 )
–
Veiligheidsschakelbeugel (1) loslaten F .
–
Contactsleutel (4) eruit trekken (alleen bij elektro-start) P4 .
8
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3