Een juiste afstelling zal een stabiele, constante blauwe vlam van
minimale grootte opleveren.
De definitieve afstelling moet worden gecontroleerd door de knop
enkele malen van hoog naar laag te draaien zonder de vlam te doven.
Deze aanpassing, bij lage instelling, zal automatisch de juiste
vlamgrootte geven bij middelhoge instelling.
Nadat de conversiestappen zijn voltooid, controleert u het uiterlijk van
de vlam van elke brander bij de instellingen HI en LO; als de vlammen
te groot of te klein lijken
controleer elke stap om er zeker van te zijn dat hij correct is uitgevoerd.
OPMERKING: Om de juiste minimuminstelling met LP-gas te
verkrijgen, draait u de klep(pen) met de wijzers
van de klok mee volledig vast met de platte
schroevendraaier in de uitsparing achter de
regelknop (A en/of B).
Elektrische gasontsteking
De gasbranders maken gebruik van een elektrische ontstekingsinrichting
die zich in de buurt van elke brander bevindt en ervoor zorgt dat de
branders automatisch ontsteken.
ELEKTRISCHE ONTSTEKING
Zie de paragraaf Gebruik en verzorging voor meer uitleg en
controle.
9 - Omschakeling voor LP of NG Gas
Vlammen van de brander
Zet elke brander aan. De vlammen moeten blauw van kleur zijn,
zonder een spoor van geel. De vlammen van de brander mogen niet
fladderen of van de brander wegwaaien De binnenste kegel van de
vlam moet tussen 1/2" en 3/4" lang zijn.
VLAMMEN VAN DE BRANDER
1/2" tot 3/4"
BRANDER
NL
21