3 - Veiligheidsinstructies
NL
• Kinderen mogen niet zonder toezicht
schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden
verrichten.
• Om beschadiging van de emaillaag van de
oven te voorkomen, mag u de bodem met geen
enkel voorwerp bedekken (b.v. aluminiumfolie,
pannen e.d.).
• Gebruik
geen
reinigingsmiddelen
schrapers om het glas van de ovendeur schoon
te maken, want die kunnen krassen op het
oppervlak veroorzaken, waardoor het glas
kan versplinteren.
• Schurende
stoomreinigingsapparatuur mogen niet worden
gebruikt voor het schoonmaken.
• De oven is koel en de stroom naar de oven is
uitgeschakeld voordat u de deur verwijdert.
Als u dit niet doet, kan dit leiden tot elektrische
schokken of bandwonden.
• Het toestel mag niet achter een sierdeur worden
geïnstalleerd om oververhitting te voorkomen.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat het apparaat is uitgeschakeld
voordat u de lamp vervangt, om de kans op
elektrische schokken te voorkomen.
• Bij langdurig intensief gebruik van het toestel kan
extra ventilatie nodig zijn, bijvoorbeeld door het
openen van een raam, of een doeltreffender ventilatie
waarbij het niveau van de mechanische ventilatie,
indien aanwezig, wordt verhoogd.
• Controleer vóór de installatie of de plaatselijke
distributievoorwaarden (aard van het gas en gasdruk)
en de afstelling van het toestel compatibel zijn.
• Gebruik geen kookpotten of pannen op de kookplaat
die de randen ervan overlappen.
6
scherpe,
schurende
of
scherpe
metalen
reinigingsmiddelen
Neem het volgende in acht om het risico op brand-
wonden tijdens het gebruik van het formuis te ver-
minderen:
• Kinderen of huisdieren mogen niet alleen of zonder toezicht worden
achtergelaten in een ruimte waar apparaten in gebruik zijn.
• Kinderen mogen nooit op enig deel van het toestel zitten of staan.
• Bewaar geen brandbare materialen op of in de buurt van de
kookplaat.
• Bij gebruik van de kookplaat: RAAK DE BRANDERROOSTERS EN
DE DIRECTE OMGEVING NIET AAN.
• Gebruik alleen droge pannenlappen; vochtige of natte
pannenlappen op hete oppervlakken kunnen brandwonden door
stoom veroorzaken.
• Laat de kookplaat nooit onbeheerd achter wanneer deze in gebruik is.
• Overkoken veroorzaakt rook, en gemosrst vet kan ontbranden.
Gemorst materiaal op een brander kan de vlam geheel of
gedeeltelijk verstikken of de vonkontsteking belemmeren. Als een
kookoverslag optreedt, zet dan de brander uit en controleer de
en
werking. Als de brander normaal werkt, zet hem dan weer aan.
• Stel tijdens het koken de brander zo in dat de vlam alleen de
bodem van de pan verwarmt en niet verder reikt dan de bodem
van de pan.
• Zorg ervoor dat tocht, zoals die van ventilatoren of
ventilatieopeningen, geen brandbaar materiaal in de richting van
de vlammen blaast of de vlammen zodanig duwt dat zij voorbij de
randen van de pan komen.
• Plaats handgrepen van keukengerei altijd naar binnen, zodat ze
niet uitsteken over aangrenzende werkoppervlakken, branders of
de rand van de kookplaat.
• Draag de juiste kleding. Loszittende kledingstukken of wijde
mouwen mogen nooit tijdens het koken worden gedragen.
• Laat nooit kleding, pannenlappen of andere brandbare materialen
in contact komen met hete branders of hete branderroosters.
• Gebruik alleen bepaalde soorten glas, hittebestendig glaskeramiek,
keramiek, aardewerk of andere geglazuurde gebruiksvoorwerpen
die geschikt zijn voor gebruik op de kookplaat.
• Maak de kookplaat niet schoon terwijl deze nog heet is. Sommige
reinigers produceren schadelijke dampen wanneer ze op een heet
oppervlak worden aangebracht.
LET OP
Laat geen aluminiumfolie, plastic, papier of doek in contact komen
met hete branders of roosters. Laat pannen niet droogkoken.
LET OP
Bewaar geen voorwerpen die van belang zijn voor kinderen boven
het toestel. Als kinderen op het toestel klimmen om deze voorwerpen
te bereiken, kunnen zij ernstig letsel oplopen.