All manuals and user guides at all-guides.com
4. Laat de motor 1 - 2 minuten stationair draaien.
Draai vervolgens de contactsleutel naar de stop-
stand zodat de motor stopt.
5. Schakel de parkeerrem in.
6. Sluit de brandstofkraan.
5.6 Reiniging
Houd om brandgevaar te verkleinen de
motor, demper, accu en brandstoftank
vrij van gras, bladeren en olie.
Controleer de machine ook regelmatig
op olie- en/of brandstoflekkage.
Reinig de machine na gebruik. Voor het reinigen
gelden de volgende richtlijnen:
• Als u gebruikmaakt van een hogedrukreiniger,
richt de straal dan niet direct op de motor, asa-
fdichtingen of elektrische onderdelen.
• Richt geen waterstralen direct op de motor.
• Reinig de motor met een borstel en/of perslucht.
• Reinig de luchtinlaat van de motor (7:U).
6 ONDERHOUD
6.1 Onderhoud
Om de machine in een goede conditie te houden,
zowel wat betreft betrouwbaarheid en veiligheid
als vanuit milieu-oogpunt, moeten de in dit hoofd-
stuk beschreven onderhoudswerkzaamheden
worden uitgevoerd volgens de instructies en met
de aangegeven intervallen.
Het onderhoud kan door de gebruiker worden
gedaan, maar moet bij voorkeur worden uit-
gevoerd door een erkende dealer.
Als het onderhoud door een erkende dealer wordt
uitgevoerd, wordt het professioneel gedaan en
worden originele vervangingsonderdelen gebruikt.
We raden u aan de machine na elk seizoen naar een
erkende dealer te brengen voordat deze wordt
gestald voor de winter.
6.2 Voorbereiding
Zorg dat de machine niet kan wegrollen
door de parkeerrem te bekrachtigen.
Voorkom onbedoeld starten van de mo-
tor door de contactsleutel uit te nemen.
Alle service- en onderhoudswerkzaamheden
moeten worden uitgevoerd op een stilstaande ma-
chine met de motor uit.
NEDERLANDS
6.3 Omhoog brengen
Plaats de krik uitsluitend op de aange-
geven plaats. Plaatsing van de krik op
een andere plaats leidt tot schade aan de
machine.
De machine mag alleen omhoog worden
gebracht op harde, stabiele en horizon-
tale oppervlakken. Anders bestaat het
risico dat de machine omlaag klapt.
Belast de machine nooit met extra ge-
wicht als deze omhoog is gebracht. Laat
nooit iemand op de machine zitten als
deze omhoog is gebracht.
Voor bepaalde onderhoudswerkzaamheden moet
de achterkant van de machine iets omhoog worden
gebracht zodat het toepasselijke achterwiel kan
worden verwijderd. Breng de machine als volgt
omhoog:
1. Plaats de machine op een hard, stabiel en hori-
zontaal oppervlak.
2. Breng de machine omhoog met een krik, zie
afb. 12.
6.4 Wielen
Voor bepaalde onderhoudswerkzaamheden moet
een achterwiel worden verwijderd.
Dit doet u als volgt:
1. Breng de machine omhoog volgens 6.3.
2. Verwijder de wieldop (13:A).
3. Verwijder de bout en de ring (13:B) met een 17
mm sleutel.
4. Trek het wiel van de as.
Monteren:
1. Schuif het wiel op de as.
2. Plaats de bout (13:B) met de ring.
3. Draai de bout vast met een aanhaalmoment van
40-45 Nm.
6.5 Bandenspanning
Pas de bandenspanning als volgt aan:
1,2
Voorzijde:
bar (17 psi).
1,2
Achter:
bar (17 psi).
Als de maximale bandenspanning wordt over-
schreden, wordt het veiligheidsventiel (13:C) ge-
activeerd. Doe als dit gebeurt het volgende:
1. Wacht totdat de band geen spanning meer heeft.
2. Druk het veiligheidsventiel in met een vinger.
3. Pomp de band op tot de voorgeschreven span-
ning.
6.6 Motorolie verversen
Ververs de motorolie voor de eerste keer na vijf
bedrijfsuren en vervolgens na elke 50 bedrijfsuren
of eenmaal per seizoen.
NL
77