All manuals and user guides at all-guides.com
4 TOEPASSINGEN
De machine dient uitsluitend te worden gebruikt
voor het maaien van gras in tuinen.
LET OP! Deze machine is niet bedoeld voor rijden
op de openbare weg.
5 STARTEN EN RIJDEN
Gebruik de machine uitsluitend met de
motorkap dicht. Anders bestaat er een
kans op brandwonden en kunt u
bekneld raken.
5.1 Transport
Rijd de machine nooit met draaiende
motor van een aanhanger. Hierbij kan
de machine kantelen, met schade aan
materiaal of ernstig letsel tot gevolg.
Als de machine op een platte wagen wordt ver-
voerd, moet deze op of van de wagen worden
geduwd of getild. De machine mag nooit op of van
de wagen worden gereden met draaiende motor,
aangezien rijden op hellingen grote voorzichtig-
heid vraagt en de maximaal toegestane helling-
shoek makkelijk wordt overschreden. Zie ook
5.5.2 en 5.5.3.
5.2 Brandstof bijvullen
Gebruik altijd loodvrije benzine. Gebruik nooit
benzine met mengsmering voor tweetaktmotoren.
LET OP! Normale loodvrije benzine is aan bederf
onderhevig en mag niet langer dan 30 dagen
worden bewaard.
U kunt ook milieuvriendelijke benzine gebruiken,
d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine heeft
een samenstelling die minder schadelijk is voor
mens en milieu.
Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar
brandstof altijd in een speciaal daar-
voor bestemde tank.
Vul alleen buitenshuis benzine bij en
rook niet tijdens het bijvullen. Vul de
tank voordat u de motor start. Verwi-
jder nooit de vuldop en vul de machine
nooit met benzine als de motor loopt of
nog warm is.
Vul als volgt benzine bij:
1. Klap de zitting omhoog.
2. Verwijder de tankdop (6:R).
3. Vul voorzichtig benzine bij.
4. Plaats de tankdop weer terug en klap de zitting
omlaag.
NEDERLANDS
Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand.
Laat enige ruimte leeg (ten minste de gehele vul-
buis plus 1-2 cm boven in de tank) zodat de ben-
zine, als deze warm wordt, kan uitzetten zonder
over te stromen.
5.3 Motorolieniveau controleren
Het carter is bij aflevering gevuld met olie
SAE 10W-30.
Controleer vóór elk gebruik of het olieniveau
correct is. De machine moet op een vlakke on-
dergrond staan.
Veeg de omgeving rond de oliepeilstok
schoon (7:S). Draai de oliepeilstok los en
trek deze omhoog.
Maak de oliepeilstok schoon.
Plaats de oliepeilstok terug en draai deze vast.
Trek de oliepeilstok weer omhoog. Lees het ol-
ieniveau af. Vul olie bij tot het merkteken "FULL"
als het niveau onder deze markering staat.
Het olieniveau mag nooit boven het merkteken
"FULL" komen. Hierdoor kan de motor oververhit
raken. Als het olieniveau het merkteken "FULL"
overschrijdt, moet de olie tot het juiste niveau
worden afgetapt.
5.4 Veiligheidscontroles
Controleer of de machine voldoet aan de onder-
staande veiligheidscontroles.
De veiligheidscontroles moeten vóór
ieder gebruik worden uitgevoerd.
Als een van de onderdelen niet door de
test komt, moet u de machine niet ge-
bruiken. Breng de machine voor
reparatie naar een erkende dealer.
5.4.1 Algemene veiligheidscontroles
Onderdeel
Resultaat
Brandstofslangen
Geen lekkages.
en aansluitingen
Bedrading
Alle isolatie is intact.
Geen mechanische schade.
Uitlaatsysteem
Geen lekkage bij de verbin-
dingen.
Alle schroeven zijn vastge-
draaid.
Testrit
Geen abnormale trillingen.
Geen abnormale geluiden.
NL
75