Opgelet
•
De sensor en sensorhouder zijn steriel in de ongeopende, onbeschadigde, steriele verpakking. De sensor mag niet worden gebruikt als de steriele verpakking geopend of beschadigd is.
•
De sensor mag niet worden ingebracht als deze vanaf een hoogte van meer dan 30 cm is gevallen.
•
Gebruik voor het inbrengen van de sensor uitsluitend de inbrenghulpmiddelen die zijn meegeleverd in de kit met inbrenghulpmiddelen. Andere inbrenghulpmiddelen kunnen de sensor beschadigen.
•
Instrueer patiënten om het beveiligingspersoneel van luchthavens op de hoogte te stellen van het apparaat wanneer ze door een beveiligingssysteem heen moeten.
•
Patiënten dienen Smart-zenders niet uit te wisselen met andere personen. Elke Smart-zender kan slechts aan één sensor gelijktijdig worden gekoppeld.
•
De volgende medische behandelingen of ingrepen kunnen blijvende schade aanrichten aan de sensor, vooral als deze nabij het apparaat plaatsvinden:
– Lithotripsie: het gebruik van lithotripsie wordt niet aanbevolen voor mensen bij wie een sensor is ingebracht, omdat de effecten onbekend zijn.
– Diathermie: pas GEEN diathermie toe op mensen bij wie een sensor is ingebracht. De energie van de diathermie kan via de sensor worden overgedragen en weefselschade veroorzaken
in het inbrenggebied.
– Elektrocauterisatie: door elektrocauterisatie nabij de ingebrachte sensor kan het apparaat beschadigd raken. Pas GEEN elektrocauterisatie toe nabij de sensor.
•
Patiënten dienen de Smart-zender niet te dragen tijdens medische röntgenscans of CT-scans (computertomografie). Om interferentie met de resultaten te vermijden, dienen patiënten de Smart-
zender te verwijderen voordat medische röntgenfoto's worden genomen of ze een CT-scan ondergaan. Zorgverleners moeten door de patiënt op de hoogte worden gesteld van de zender voordat
dergelijke tests worden uitgevoerd.
•
De sensor en Smart-zender moeten worden gekoppeld op de dag waarop de sensor is ingebracht. Als de sensor niet kan worden gekoppeld aan de Smart-zender, kan dit leiden tot een vertraging
in de ontvangst van de glucosewaarden.
•
Het gebruik van steroïden: er is niet vastgesteld of de risico's die doorgaans gepaard gaan met injecteerbaar dexamethasonacetaat, van toepassing zijn op het gebruik van de elutiering
met dexamethasonacetaat. Deze ring is een apparaat voor zeer plaatselijke, gecontroleerde toediening. De dexamethasonacetaatring kan andere bijwerkingen veroorzaken die niet eerder
waargenomen of opgetekend zijn.
•
Als de sensor, de inbrenglocatie of de Smart-zender warm aanvoelt, dient de patiënt de Smart-zender onmiddellijk te verwijderen en contact op te nemen met zijn/haar arts om advies te vragen.
Een warme sensor kan duiden op een infectie of storing van de sensor.
96
Instructies voor het inbrengen en verwijderen van de Eversense XL CGM-sensor